Gehonoreerde subsidieaanvragen Veelbelovende zorg 2020-2023
Vanaf 2020 ontvingen meerdere medische onderzoeken subsidie via de subsidieregeling Veelbelovende zorg. Zorginstituut Nederland voert de regeling uit en werkt hiervoor intensief samen met ZonMw, dat gezondheidsonderzoek financiert en het gebruik van de ontwikkelde kennis stimuleert. Op deze pagina staat een overzicht van alle medische onderzoeken die deze subsidie hebben ontvangen, van 2020 tot en met 2023. 6 maanden na publicatie van de resultaten van een onderzoek, beoordeelt het Zorginstituut of de veelbelovende zorg vergoed kan worden uit het basispakket van de zorgverzekering.
Veelbelovende zorg sneller bij de patiënt
Gehonoreerde projecten in 2023
Veel patiënten met een beroerte komen helaas niet in aanmerking voor een acute behandeling, die bovendien niet altijd effectief is. Daardoor houdt een deel van de patiënten beperkingen, zoals een verminderde hand- en armfunctie. Dagelijkse handelingen zijn hierdoor moeilijker. Momenteel bestaat er geen bewezen effectieve behandeling om deze functie te verbeteren.
In een recente studie ‘B-STARS’ heeft UMC Utrecht bij 60 patiënten die revalideerden na een beroerte aangetoond dat hand- en armfuncties kunnen verbeteren door behandeling met een veilige en pijnloze vorm van hersenstimulatie: transcraniële magnetische stimulatie (TMS). Als vervolg op deze veelbelovende bevinding gaat UMC Utrecht een grote klinische trial uitvoeren met honderden patiënten in meerdere revalidatiecentra in Nederland: ‘B-STARS-2’.
UMC Utrecht hoopt dat hun onderzoek gaat aantonen dat TMS in de eerste weken na een beroerte het herstel van hand- en armfuncties bij een grote groep revaliderende patiënten kan verbeteren. En dat dit resulteert in minder beperkingen in het dagelijks leven.
Voor prostaatkanker bestaan verschillende behandelingen, zoals een operatie of bestraling. Deze behandelingen geven kans op bijwerkingen. Denk aan impotentie en incontinentie. Het Radboudumc gaat onderzoek doen in samenwerking met onder meer het Isala ziekenhuis, het St. Antonius Ziekenhuis, het Amsterdam UMC en de HIFU Kliniek. Het onderzoek richt zich op een nieuw soort behandeling: focale therapie. Bij deze therapie wordt niet de hele prostaat behandeld, maar alleen de tumor en een marge eromheen. Bij focale therapie worden de prostaatkankercellen weggebrand of met stroomstootjes gedood. De procedure vindt plaats in de operatiekamer met behulp van beeldvormende technieken. Zo kan de tumor heel precies worden behandeld en schade aan omliggend weefsel worden voorkomen. Aan de studie kunnen 356 mannen deelnemen, waarbij de ene helft de standaardbehandeling krijgt en de andere helft focale therapie. De onderzoekers willen aantonen dat focale therapie net zo veilig is als de standaardbehandeling en met een betere kwaliteit van leven.
Bronchiale thermoplastiek (BT) bestaat al langer. Het is een behandeling voor patiënten met ernstig astma, die ondanks behandeling met medicijnen veel astmaklachten houden. Bijvoorbeeld ernstige astma-aanvallen. Tijdens de BT-behandeling plaatst de longarts een speciaal buisje in de luchtwegen van de slapende patiënt. Onder toezicht verwarmt dit buisje delen van de luchtwegen. Daardoor worden de spierlaag en steunweefsels minder dik. In totaal bestaat de behandeling uit 3 sessies, iedere keer voor een ander longdeel. Uit voorgaande onderzoeken blijkt dat patiënten die BT ondergaan tot 5 jaar na de behandeling minder astma-aanvallen en betere kwaliteit van leven hebben. Maar door de recente ontwikkeling van nieuwe medicijnen (biologicals) voor de behandeling van patiënten met ernstig astma, zijn er vragen over de toegevoegde waarde van bronchiale thermoplastiek bij deze behandeling. In de BOOSTER-studie willen we hierover meer duidelijkheid krijgen. Zodat ook toekomstige patiënten met ernstig astma gebruik kunnen maken van bronchiale thermoplastiek.
Gehonoreerde projecten in 2022
Onderzoek naar het effect van een nieuwe chirurgische behandeling van een hersenbloeding
Het Radboudumc ontvangt € 5,1 miljoen voor verder onderzoek naar de werking van een nieuwe behandeling voor mensen met een hersenbloeding.
Elk jaar krijgen meer dan 6000 Nederlanders een hersenbloeding. Een hersenbloeding is de meest ernstige vorm van een beroerte: 4 op de 10 patiënten overlijdt binnen een maand. En van degenen die overleven blijft een groot deel afhankelijk van zorg. Er zijn op dit moment weinig effectieve behandelingen. Operatief verwijderen van de hersenbloeding waarbij de schedel wordt gelicht vergroot de kans op goed herstel niet.
De laatste jaren is een minimaal invasieve endoscopiegeleide operatie ontwikkeld voor patiënten met een hersenbloeding. Hierbij wordt de hersenbloeding verwijderd met een kijkoperatie via een klein gaatje in de schedel. Recent onderzoek toont aan dat deze ingreep veilig is en dat het lukt om gemiddeld bijna 80% van de hersenbloeding weg te halen.
Dankzij de subsidie gaat het Radboudumc samen met neurologen en neurochirurgen uit heel Nederland onderzoeken of de nieuwe operatie ook leidt tot beter herstel, vergeleken met de standaardbehandeling. Daarnaast doet het Radboudumc onderzoek naar de betaalbaarheid van de ingreep.
Lees meer over dit onderzoek op de pagina Veelbelovende zorg - Minimaal invasieve endoscopiegeleide operatie bij patiënten met een spontane hersenbloeding.
Orale immunotherapie bij kinderen ter genezing van een voedselallergie
Jonge kinderen met een medisch vastgestelde voedselallergie een perspectief geven op een leven zonder allergie. Dat lijkt een serieuze mogelijkheid, als al voor hun tweede verjaardag wordt gestart met immunotherapie. Deze therapie wordt nog nauwelijks uitgevoerd bij zulke jonge kinderen, maar de eerste resultaten zijn veelbelovend.
De afgelopen jaren is in het Deventer ziekenhuis al onderzoek gedaan naar deze vroege behandeling. Daarbij eten kinderen tussen de 9 en 30 maanden een jaar lang een kleine dosis van het product waarvoor ze allergisch zijn, bijvoorbeeld pinda’s, noten of koemelk. Daardoor is nu bekend dat bij de meeste kinderen de therapie veilig kan worden uitgevoerd, ook bij een ernstige of hele uitgebreide voedselallergie. Van de eerste kinderen die de behandeling hebben afgerond, heeft meer dan 80% geen allergie meer. Echt veelbelovende zorg dus, die voor heel veel kinderen een leven lang met voedselallergie kan voorkomen.
Het Deventerziekenhuis ontvangt € 1,7 miljoen subsidie voor verder onderzoek dat het definitieve bewijs moet leveren dat de therapie effectief is.
Chronische buikklachten komen vaak voor en kunnen grote negatieve invloed hebben op de kwaliteit van leven van mensen. In Nederland kunnen deze buikklachten per jaar bij ongeveer 500 vaak jonge mensen worden veroorzaakt door het darmslagader compressiesyndroom, ofwel het median arcuate ligament syndroom (MALS).
Bij dit syndroom wordt de bovenste darmslagader herhalend dichtgedrukt door het middenrifbandje dat meebeweegt op de ademhaling. Dit veroorzaakt in toenemende mate buikpijnklachten na de maaltijd, gewichtsverlies en vermoeidheid. Het is echter nooit onomstotelijk bewezen dat het positieve effect van het doorknippen van het middenrifbandje met behulp van een kijkcamera meer is dan alleen een placebo-effect.
In de CARoSO-studie wordt onderzocht of het doorknippen van het middenrifbandje een langdurige klachtenvermindering geeft en daarmee een (kosten)effectieve behandeling is, of dat het een placebo-effect is. Bij de helft van de patiënten die meedoen aan de studie wordt het middenrifbandje echt doorgeknipt. De andere helft van de patiënten krijgt een nep-operatie, waarbij het bandje niet wordt doorgeknipt.
Medisch Spectrum Twente ontvangt € 1,3 miljoen voor verder onderzoek en afronding van de studie.
Mensen met hartfalen veroorzaakt door een ernstige lekkage van de tricuspidalisklep ervaren een slechte kwaliteit van leven en overlijden vaak vroegtijdig. Sinds kort is het mogelijk om de tricuspidalisklep te repareren via een katheter door een kleine toegang in de liesader. Met een studie hiernaar gaat het St. Antonius Ziekenhuis onderzoeken of deze nieuwe behandeling resulteert in een langere levensduur, minder hartfalen en een betere kwaliteit van leven.
De tricuspidalisklep is de hartklep tussen de rechterkamer en rechterboezem. Indien deze klep lekt, kunnen verschijnselen van hartfalen ontstaan, zoals vochtophoping en kortademigheid. Op dit moment is er nog niet voor iedereen een goede behandeling. Vochtafdrijvende medicijnen werken vaak onvoldoende, en een openhartoperatie om de hartklep te repareren, gaat gepaard met een hoog risico op overlijden.
De hoop is nu gevestigd op de transkatheter tricuspidalisklep-reparatie. Het St. Antonius Ziekenhuis ontvangt € 7,1 miljoen om de effectiviteit en kosteneffectiviteit van deze behandeling aan te tonen.
Voor veel mensen met chronische epilepsie is er momenteel geen genezende behandeling beschikbaar. Medicatie noch een hersenoperatie is voor hen een permanente oplossing.
Daarom starten Maastro en Maastricht UMC+ samen met de twee epilepsiecentra in Nederland, Kempenhaeghe en SEIN, en in nauwe samenwerking met Amsterdam UMC en UMC Utrecht, een onderzoek naar een nieuwe epilepsie behandeling: precisiebestraling.
Binnen het onderzoek wordt gekeken of precisiebestraling kan worden aangeboden aan deze groep patiënten. Er zijn reeds veelbelovende resultaten van de behandeling in het buitenland, echter in Nederland wordt deze nog niet vergoed door de zorgverzekeraar. Wanneer het onderzoek succesvol wordt afgerond, komt er een vergoede behandeling beschikbaar die verlichting kan brengen voor deze groep patiënten.
Het onderzoek start in het najaar van 2022 en hiervoor is door het Zorginstituut en ZonMw een subsidie van 2,3 miljoen euro toegekend.
Het doel van deze studie is om te onderzoeken of de kans op overleving voor longkankerpatiënten verbetert als zij tijdens de nacontroles een PET/CT-scan krijgen in plaats van een CT-scan. Het onderzoek is voor mensen die al voor longkanker stadium III zijn behandeld en beginnen met aanvullende immunotherapie of nazorg.
In Nederland bestaan de nacontroles van longkankerpatiënten uit CT-scans van de longen. Een CT-scan van de longen laat alleen uitzaaiingen in de longen zelf zien. Maar het risico op uitzaaiingen ergens anders in het lichaam is veel groter. Deze uitzaaiingen worden vaak pas in een laat stadium ontdekt, en dan zijn er minder behandelmogelijkheden. Met een PET/CT-scan worden uitzaaiingen mogelijk sneller gevonden dan met een met CT-scan. Gerichte behandeling kan dan eerder starten.
Een aanzienlijk deel van mensen met longkanker krijgt uitzaaiingen na een op genezing gerichte behandeling. Gelukkig zijn de behandelmogelijkheden voor mensen met een beperkt aantal uitzaaiingen (1 tot 10) de laatste jaren flink verbeterd. Daardoor hebben zij grotere kans op langdurige overleving met een goede kwaliteit van leven.
Het onderzoek start in april 2023. Hiervoor is door het Zorginstituut en ZonMw een subsidie van € 2,5 miljoen toegekend.
Onderzoek naar behandeling van hoofd-halskanker die lymfeklieren in de hals spaart
In dit onderzoek wordt de nieuwe ‘schildwachtklier-procedure’ ingezet om niet-zichtbare uitzaaiingen in de hals op te sporen bij de behandeling van mensen met keel- en strottenhoofdkanker. Het doel van dit onderzoek is om te bepalen of deze nieuwe manier van behandelen net zulke goede of betere resultaten oplevert als de standaardbehandeling. Het onderzoek is voor mensen die voor het eerst keel- of strottenhoofdkanker hebben, zonder uitzaaiingen in de lymfeklieren, en die bestraald gaan worden (radiotherapie) al dan niet in combinatie met chemotherapie.
Een derde van de mensen met keel- en strottenhoofdkanker hebben uitzaaiingen in de lymfeklieren van de hals. Soms zijn die uitzaaiingen zo klein, dat ze niet ontdekt worden met een echo, MRI- of CT-scan. Daarom wordt vaak standaard de hals mee bestraald. Maar dat veroorzaakt blijvende klachten, zoals droge mond, slikklachten, minder goed werkende schildklier en aderverkalking van de halsslagaders. Deze bijwerkingen verslechteren de kwaliteit van leven aanzienlijk.
Bij de schildwachtklier-procedure wordt rond de tumor een radioactieve merkstof ingespoten. Die merkstof verspreidt zich naar de dichtstbijzijnde lymfeklieren, de zogeheten schildwachtklieren. Met een scan worden deze klieren opgespoord, chirurgisch verwijderd en onderzocht. Als dan blijkt dat er geen uitzaaiingen in de schildwachtklieren zitten, wordt alleen de tumor bestraald en de hals niet. Dat voorkomt bij de meeste mensen blijvende bijwerkingen. Het vergroot hun kwaliteit van leven als ze van de kanker genezen.
Het onderzoek start in april 2023. Hiervoor is door het Zorginstituut en ZonMw een subsidie van € 1,2 miljoen toegekend.
In dit onderzoek wordt gekeken naar de effecten van lymfoveneuze anastomose (LVA). Dit is een operatie om lymfoedeem na een kankerbehandeling te verminderen of voorkomen. Het doel is om aan te tonen dat een LVA-operatie effectief is en op termijn leidt tot lagere zorgkosten. Het onderzoek is voor alle mensen die na een kankerbehandeling lymfoedeem in een arm of been hebben.
Veel mensen krijgen na een kankerbehandeling last van lymfoedeem. Doordat lymfeklieren zijn verwijderd of beschadigd, wordt het weefselvocht niet goed afgevoerd en hoopt lymfevocht zich op in een arm of been. Dit veroorzaakt veel klachten, zoals pijn, infecties en minder beweeglijkheid in arm of been. Het leidt niet alleen tot lichamelijke klachten, maar ook tot psychische en maatschappelijke klachten. Het vermindert de kwaliteit van leven aanzienlijk.
De traditionele (ook wel: conservatieve) behandeling bestaat het dragen van een steunkous, massage, huidverzorging en oefeningen. Dit verlicht de klachten, maar lost het probleem niet op. Bovendien moeten mensen deze behandeling levenslang volhouden. Dat is belastend voor hen en duur voor de maatschappij. Bij een LVA-operatie worden de beschadigde lymfebanen verbonden met bloedvaten. Hierdoor wordt het lymfevocht omgeleid en verminderen de klachten. Dit zorgt voor een betere kwaliteit van leven en op termijn voor lagere zorgkosten.
Het onderzoek start in maart 2023. Hiervoor is door het Zorginstituut en ZonMw een subsidie van € 1,6 miljoen toegekend.
Gehonoreerde projecten in 2021
De komende jaren doen 250 patiënten mee aan het gesubsidieerde onderzoek naar een nieuwe, veelbelovende behandeling voor OCD. De veelbelovende behandeling waar het om draait, heet 'repetitieve transcraniële magnetische stimulatie', ofwel rTMS. “We denken de groep die onvoldoende baat heeft bij cognitieve gedragstherapie beter te kunnen helpen”, zegt onderzoeksleider Van den Heuvel. “Met behulp van een magnetisch veld wekken we een elektrische stroom op in de hersenen. Daarmee kunnen we het hersenencircuit stimuleren dat verantwoordelijk is voor controle op emoties en gedrag. We gaan als het ware de hersenen in optimale toestand brengen om de effecten van cognitieve gedragstherapie te vergroten.” Patiënten zullen de rTMS-behandeling minimaal 5 weken en maximaal 7 weken 4 keer per week ondergaan. Op elke sessie volgt cognitieve gedragstherapie.
Een dwangstoornis kan iemands leven, en dat van zijn naasten, behoorlijk beperken. In Nederland lijden minstens 100.000 mensen aan een obsessieve-compulsieve stoornis (OCD). Die kenmerkt zich door verstorende dwanggedachten en tijdrovende dwanghandelingen die dusdanig ontregelend kunnen zijn dat iemand een hoge lijdensdruk ervaart, vaak niet kan werken of studeren en sociaal geïsoleerd raakt. Ruwweg de helft van alle mensen met een dwangstoornis is met de bestaande zorg (cognitieve gedragstherapie en/of medicatie) niet of niet langdurig te genezen. Voor hen is er eigenlijk geen goed alternatief. De meest vergaande behandeling - hersenchirurgie of diepe hersenstimulatie – is alleen voor de meest extreme gevallen een optie.
Het onderzoek ontvangt een subsidie van € 2,8 miljoen van Zorginstituut Nederland en ZonMw.
De subsidie voor dit project is per 26 maart 2024 stopgezet door Zorginstituut Nederland en ZonMw. De reden hiervoor is dat het onderzoek niet meer voldoet aan de onderzoeksvoorwaarden voor de subsidieregeling Veelbelovende zorg.
Met ongeveer 1.100 Nederlanders per jaar die de diagnose krijgen, is het glioblastoom, een kwaadaardige hersentumor, een relatief zeldzame vorm van kanker. Maar wel een met een enorme impact voor patiënten en hun naasten. De standaardbehandeling om iemand nog zo veel mogelijk tijd en kwaliteit van leven te bieden, bestaat uit een operatie, gevolgd door bestraling en chemotherapie. Bij ongeveer 300 patiënten per jaar is een operatie niet mogelijk, waardoor alleen bestraling en chemotherapie overblijft en de levensduur daalt tot tussen de 5 en 9 maanden.
Bij MRI-geleide lasergeïnduceerde thermotherapie (Laser-induced thermal therapy - LITT) wordt door middel van neuronavigatie het tumorweefsel via een laserfiber verhit terwijl een patiënt in de MRI-scanner ligt, waardoor deze zoveel mogelijk wordt vernietigd. De behandeling is eenmalig en duurt inclusief narcose en de biopsie 3 à 4 uur. Enkele weken later start de standaardtherapie van bestraling en chemotherapie. LITT kost ongeveer € 20.000 per patiënt.
Het onderzoek start in 2022. Hiervoor ontvangt het onderzoek € 4,3 miljoen van Zorginstituut Nederland en ZonMw. Eerder is al gestart met een voorbereidende studie, waarbij de behandeling al is uitgevoerd in het Radboudumc. Verder hebben meerdere ziekenhuizen hun interesse getoond om aan het onderzoek mee te werken.
Dit onderzoek richt zich voornamelijk op patiënten ouder dan 65 jaar, voor wie een uitgebreide operatie of intensieve chemotherapie niet zinvol of te belastend is. De standaardbehandeling voor deze patiënten is nu een relatief milde chemotherapiekuur. Die kan nog bijwerkingen geven en bovendien moeten ze er elke 3 weken voor naar het ziekenhuis komen. Het doel van dit onderzoek is om de effectiviteit vaststellen van een eenmalige behandeling met radioembolisatie: radioactieve bolletjes worden via een katheter in de lever gebracht om tumoren te vernietigen. Het is hierbij mogelijk om een precisiedosering toe te dienen, en de bijwerkingen zijn gering.
In totaal zullen 220 patiënten aan het onderzoek onder regie van het UMC Utrecht meedoen, waarvan de helft de standaardbehandeling zal krijgen. “Er zijn geen behandelingen die genezen, maar wat we verwachten van radioembolisatie is een minstens zo goed effect op de levensduur maar met een betere kwaliteit van leven. Dit onderzoek is zeer relevant voor de praktijk, want darmkanker is een van de meest voorkomende vormen van kanker in Nederland, waarbij de meeste patiënten ouder zijn dan 65 jaar”, zegt internist-oncoloog en onderzoeker Kees Punt van het UMC Utrecht. Het UMC Utrecht slaat voor het onderzoek de handen ineen met meer dan 35 andere ziekenhuizen, waaronder alle academische ziekenhuizen en het Antoni van Leeuwenhoek ziekenhuis. Punt: “Deze grootschalige samenwerking is nodig, zeker ook met de streekziekenhuizen. Die behandelen het gros van alle darmkankerpatiënten in Nederland. Uiteindelijk hopen we dat de techniek die wij nu gaan onderzoeken tot de standaardbehandeling in de ziekenhuizen zal gaan behoren voor deze categorie patiënten. Want als het effectief blijkt, wordt de zorg aan het einde van dit traject door het Zorginstituut tot de basisverzekering toegelaten.”
Het onderzoek ontvangt een subsidie van € 6,4 miljoen van Zorginstituut Nederland en ZonMw.
Jaarlijks worden ongeveer 80.000 Nederlanders opgenomen op de intensive care (IC). Zo’n 40.000 van hen hebben een verhoogd risico om langdurig fysieke, mentale en cognitieve klachten over te houden als gevolg van de ziekte waarvoor zij zijn opgenomen op de IC. Klachten die maanden tot jaren kunnen aanhouden, en ertoe kunnen leiden dat iemand niet meer kan werken en financiële problemen krijgt.
Vermoeidheid, spierzwakte, geheugen- en concentratieproblemen, angstklachten: ongeveer de helft van de patiënten die op de IC terecht komt, houdt langdurige klachten over aan de ziekte waarvoor zij zijn opgenomen op de IC. Het risico op deze klachten heeft minder met ligduur en iemands leeftijd te maken, maar veel meer met iemands algehele mentale en fysieke gesteldheid voor opname. Gedurende het onderzoek stellen zorgverleners samen met voormalig IC-patiënten en aan de hand van vragenlijsten over de gezondheidsproblemen die iemand ervaart, een persoonsgericht behandelplan op. Hierbij worden ook gespecialiseerde zorgverleners ingeschakeld, zoals bijvoorbeeld een longarts, revalidatiearts, geriater, fysiotherapeut, psycholoog, diëtist of maatschappelijk werker. Het behandelplan wordt gecoördineerd door de huisarts.
‘Dit onderzoek gaat IC-wereld op z’n kop zetten’
IC-artsen en patiënten kijken volgens de senior-onderzoeker ‘reikhalzend’ uit naar de resultaten van het onderzoek naar deze aanpak, ook al worden de eerste wetenschappelijke opbrengsten niet eerder dan 2024 verwacht. Als de effectiviteit overtuigend wordt aangetoond, kan gestructureerde, persoonsgerichte nazorg voor de betreffende groep patiënten, snel in de basisverzekering worden opgenomen. “Dit onderzoek gaat de IC-wereld op z’n kop zetten”, weet Van den Boogaard met zekerheid. “We gaan het bewijs leveren dat kwetsbare patiënten met gestructureerde, persoonsgerichte nazorg eerder en beter herstellen van de gevolgen van een IC-opname. Zodat deze groep patiënten zich ook niet langer onbegrepen hoeft te voelen.”
Het onderzoek start in 2021. Hieraan doen mee: het Radboudumc, Canisius Wilhelmina Ziekenhuis, Jeroen Bosch Ziekenhuis, Rijnstate en Bernhoven. Aan het onderzoek doen 1.540 IC-patiënten mee. Het onderzoek ontvangt een subsidie van € 1,6 miljoen van Zorginstituut Nederland en ZonMw.
In Nederland worden elk jaar zo’n 1.000 baby’s en jonge kinderen getest op een ernstige koemelkallergie, die bij ongeveer de helft van hen wordt vastgesteld. Krijgen zij koemelk binnen, dan kunnen ze binnen een half uur last krijgen van huiduitslag, vochtophoping, braken en diarree.
De standaardtest die in Nederland bij baby’s en kinderen wordt gedaan om erachter te komen of ze een koemelkallergie hebben, is de provocatietest. Die duurt 2 dagen en vindt plaats in het ziekenhuis, waarbij het kind (fles)voeding krijgt waaraan steeds een beetje meer melkpoeder met koemelkeiwit wordt toegevoegd. De test is vermoedelijk bij weinig kinderen en hun ouders populair, niet alleen vanwege de tijdsduur, maar vooral vanwege onderliggende spanning: wanneer volgt er een allergische reactie? Kan zo’n diagnosestelling niet patiëntvriendelijker? Het antwoord daarop is zeer vermoedelijk ja, via de Basofiele Activatie Test (BAT).
Als laboratoriumtest is de BAT inmiddels al zo’n 25 jaar oud, maar met name de afgelopen jaren wordt steeds meer onderzoek gedaan naar hoe effectief de BAT is als allergietest. De reden waarom de BAT niet al eerder is onderzocht op zijn klinisch nut bij het opsporen van koemelkallergie, is het ontbreken van subsidiemogelijkheden om een dergelijk groot onderzoek naar een diagnostische test te kunnen opzetten. Deze test houdt de belofte in dat afname van slechts een kleine hoeveelheid bloed voldoende is om een koemelkallergie op te sporen.
Dankzij de toekenning via de subsidieregeling Veelbelovende zorg, lukt het nu om op landelijke schaal te onderzoeken of de BAT even effectief en veilig is als de standaardtest, waardoor deze eenvoudige test verzekerde zorg kan worden bij het stellen van de diagnose koemelkallergie. In totaal doen 17 ziekenhuizen mee aan het onderzoek naar de BAT en zal de patiëntengroep die eraan meedoet, bestaan uit 700 kinderen tussen de 0 en 12 jaar. Ook verschillende artsenverenigingen en 2 patiëntenorganisaties zijn nauw bij het onderzoek betrokken: de Stichting Voedselallergie en het Nederlands Anafylaxis Netwerk.
Het onderzoekt start in 2021 en ontvangt een subsidie van € 713.203 van Zorginstituut Nederland en ZonMw.
In Nederland zijn er zo’n 100.000 patiënten met diabetes type 1. Bij diabetes type 1 maakt je alvleesklier te weinig van het hormoon insuline aan, waardoor je lichaam de bloedsuikers niet meer zelf onder controle krijgt. Om die waardes onder controle te krijgen, moet je als diabetespatiënt regelmatig je bloedglucose meten en als dat nodig is bijstellen door insuline te spuiten. Een deel van de mensen met diabetes type 1 bereikt geen goede glykemische controle, ondanks behandeling met insuline en gebruik van diabeteshulpmiddelen zoals Flash Glucose Monitoring (FGM) of Real Time Continue Glucose Monitoring (RTCGM). Hierdoor hebben patiënten een te lage (hypo), een te hoge (hyper) of sterk wisselende bloedglucosespiegels.
De kunstalvleesklier kan voor deze patiënten een oplossing zijn. In het apparaat zitten 2 pompjes met hormonen. Een pompje met insuline en eentje met glucagon. Dat wordt naar behoefte in hele kleine beetjes toegediend via slangetjes die met een klein naaldje in het lichaam zitten. Het apparaat neemt daarmee als het ware de functie van de alvleesklier over en doet dat volautomatisch.
Aan het onderzoek nemen 240 volwassen patiënten met type 1 diabetes deel. Het gaat om de patiënten bij wie het niet gelukt is de behandeldoel(en) te halen, ondanks behandeling met insuline en FGM of RTCGM. Dit betekent dat hun bloedglucose minder dan 70% van de tijd binnen het doelbereik van 3,9 en 10 mmol/L zit, of meer dan 4% van de tijd onder 3,9 mmol/L. De helft van deze patiënten wordt behandeld met de kunstalvleesklier en de andere helft blijft de standaard diabetesbehandeling volgen. De aanname is dat het percentage van de tijd met een bloedglucose binnen het doelbereik (tussen 3,9 en 10,0 mmol/L) hoger is met de kunstalvleesklier in vergelijking met standaard diabeteszorg. De verwachting is dat de kunstalvleesklier op lange termijn minder kans geeft op complicaties van diabetes en dat de behandeling mede daardoor kosteneffectief is. Ook wordt gekeken naar HbA1c-waarden in het bloed en de bijwerkingen van glucagon. Daarnaast wordt de tevredenheid en perceptie met betrekking tot de kunstalvleesklier onderzocht en wordt gekeken naar de kwaliteit van leven.
Het onderzoek ontvangt een subsidie van € 9,7 miljoen van Zorginstituut Nederland en ZonMw.
Knie-artrose is de meest voorkomende en een invaliderende vorm van artrose, en gaat gepaard met pijn en bewegingsbeperkingen en verminderde kwaliteit van leven. Een knieprothese is uiteindelijk vaak de enige effectieve behandeling voor patiënten met ernstige knieartrose. Een knieprothese leidt bij een groot deel van de patiënten tot afname van de pijn, verbetering van de functie en een toename in de kwaliteit van leven. Echter, wanneer een knieprothese op jonge leeftijd (onder de 65 jaar, ~10.000/jaar in Nederland) wordt geplaatst, dan is op latere leeftijd vaak een zogenaamde revisiebehandeling nodig. Deze revisieoperaties zijn complex, minder effectief en gaan gepaard met hoge kosten.
Kniedistractie is een nieuwe, veelbelovende behandeling voor patiënten onder de 65 jaar met chronische, pijnlijke knie-artrose. Het gaat om de groep patiënten die niet reageren op conservatieve behandeling, zoals oefentherapie en pijnstillers. Deze mensen zouden anders in aanmerking komen voor een knieprothese (nieuwe knie). De verwachting is dat wanneer we patiënten met een kniedistractie behandelen, we het plaatsten van een knieprothese langdurig kunnen uitstellen. Een uitstel tot een leeftijd waarop de knieprothese waarschijnlijk wel levenslang meegaat en er dus geen revisieoperatie meer nodig is. Deze behandeling zou daarmee op de langere termijn veel ziektelast kunnen voorkomen voor patiënten.
1200 patiënten onder de 65 jaar gaan in 2 jaar tijd meedoen aan een gerandomiseerd klinisch onderzoek naar deze nieuwe, veelbelovende behandeling. Daarna worden deze patiënten nog 2 jaar gevolgd. In het onderzoek wordt kniedistractie vergeleken met de gebruikelijke behandeling, namelijk een knieprothese voor de effecten op middellange termijn.
Zonder subsidie zou een onderzoek als dit niet van de grond zijn gekomen, denkt Welsing. “Voor het uitvoeren van klinische trials is veel geld nodig. Een groot deel van de subsidie gaat naar zorgkosten (de vergoeding van de kniedistractie zelf). Het andere deel is nodig voor de uitvoering van het onderzoek naar de effectiviteit en kosteneffectiviteit. Zo kunnen we gegevens verzamelen waarmee het Zorginstituut kan beoordelen of deze behandeling effectief is. We kunnen nu met een team dat bestaat uit verschillende partners met ieder hun eigen expertise, dit onderzoek doen. Daardoor kunnen we de trial goed uitvoeren en de data op een juiste manier analyseren. Ook hebben we expertise aan boord om de levenslange effecten te kunnen simuleren.”
Het onderzoekt ontvangt een subsidie van € 6,7 miljoen van Zorginstituut Nederland en ZonMw.
Bij veel patiënten met slokdarmkanker keert de ziekte weer terug na een proces van chemokuren, bestralingen en operaties. De helft van die patiënten overleeft de terugkeer van de ziekte vaak niet. Er wordt daarom gezocht naar een effectievere behandeling van slokdarmkanker. Inzet van persoonsgerichte therapie richt zich op het blokkeren van de zogenaamde HER2-receptor. Die receptor is een soort antenne op een cel, die een signaal uitzendt dat de tumor vertelt dat hij mag groeien. Als we dat signaal blokkeren, verbetert dat mogelijk de overlevingskans voor deze groep. De HER2-receptor is bij ongeveer 15% van de patiënten met slokdarmkanker aanwezig. De studie richt zich dus op het verbeteren van de overlevingskans voor deze groep patiënten.
De medicijnen trastuzumab en pertuzumab zijn in staat het signaal dat de HER2-receptor uitzendt te blokkeren. “We willen trastuzumab en pertuzumab toevoegen aan de standaard CROSS-behandeling, die bestaat uit chemotherapie, bestraling en een operatie,” vertelt Hanneke van Laarhoven, internist-oncoloog en hoofd van de afdeling Medische Oncologie in het Amsterdam UMC. Trastuzumab en pertuzumab zijn al bewezen effectief bij andere vormen van kanker, waarbij ook sprake is van aanwezigheid van de HER2-receptor. Maar dat wil niet per se zeggen dat de behandeling ook bij slokdarmkanker werkt. Op verschillende plekken in het lichaam verschillen bijvoorbeeld de afweermechanismen die een tumor kan inzetten tegen de behandeling. Ook de mate waarin de receptor aanwezig is, verschilt - zelfs van cel tot cel. De manier waarop de receptor tot uiting komt, kan effect hebben op het succes van de behandeling. Wat dat effect bij slokdarmkanker is, gaat nu met behulp van de subsidieregeling Veelbelovende zorg worden onderzocht.
376 patiënten doen mee aan het onderzoek en er moeten 7 keer zoveel mensen worden getest, omdat de HER2-receptor bij maar 15% van de patiënten met slokdarmkanker aanwezig is. De studiedeelnemers worden gerandomiseerd, oftewel door loting verdeeld. De ene helft krijgt de standaardbehandeling en de andere helft krijgt de standaardbehandeling met daarbovenop de experimentele behandeling.
Naast de positieve resultaten met betrekking tot de overlevingskans, wordt verwacht dat de kosteneffectiviteit van de behandeling van slokdarmkanker gunstiger gaat zijn. Over niet al te lange tijd gaat pertuzumab uit patent, waardoor het medicijn waarschijnlijk een stuk goedkoper wordt. De kwaliteit van leven van de patiënten die deze behandeling succesvol ondergaan, zal naar verwachting ten minste gelijk blijven. De verwachting voor de QALY’s (gewonnen levensjaren van goede kwaliteit) is daarom erg goed.
Gehonoreerde projecten in 2020
Het Universitair Medisch Centrum Groningen (UMCG) ontvangt een subsidie van € 30 miljoen voor onderzoek naar de werking van ‘in huis’ geproduceerde CAR T-cellen. Deze innovatieve immuuntherapie kan levensreddend zijn voor uitbehandelde kankerpatiënten met een zeer agressieve vorm van lymfeklierkanker, een ziekte die jaarlijks ongeveer 1700 Nederlanders treft. De behandeling lijkt ook kansrijk voor patiënten met andere vormen van kanker, bij wie reguliere behandelingen niet werken.
Dankzij de subsidie gaat het UMCG in samenwerking met alle gekwalificeerde sites voor (commerciële) CAR T-celtherapie eigen onderzoek starten naar de effectiviteit van CAR T-cellen die op locatie binnen het ziekenhuis worden geproduceerd. De verwachting is dat dit tot kwaliteits- en tijdwinst leidt. Doordat het oogsten en modificeren van de witte bloedlichamen op één plek plaatsvindt, kan direct met de verse cellen worden gewerkt. Hierdoor hoeft er niet ingevroren en vervoerd te worden en is de behandeling significant goedkoper.
Bij patiënten met Ménière raakt het evenwichtsorgaan verstoord door een teveel aan vloeistof in het binnenoor. Het is onbekend hoe dit komt. De aandoening kenmerkt zich door frequente, heftige aanvallen van draaiduizeligheid, misselijkheid, oorsuizen en slecht horen. Een overgrote meerderheid van de patiënten heeft baat bij de reguliere behandeling. Bij ongeveer 20% van alle patiënten is de ziekte niet onder controle te krijgen. Een operatie aan het evenwichtsorgaan kan ervoor zorgen dat ook bij die patiënten de invaliderende symptomen van Ménière geheel of grotendeels verdwijnen.
Het onderzoek naar de (kosten)effectiviteit van een nieuwe operatietechniek – endolymfatische ductus blokkade (EDB) – bij patiënten met niet-controleerbare ziekte van Ménière wordt vanuit de regeling Veelbelovende zorg gesubsidieerd. Het project start op 1 augustus 2020 voor een periode van 4 jaar. Na afronding van het project worden de onderzoeksresultaten rond augustus 2024 bij het Zorginstituut ingediend. Het Zorginstituut zal deze onderzoeksgegevens gebruiken om te beoordelen of EDB bij niet-controleerbare ziekte van Ménière uit het basispakket vergoed kan worden.
Jaarlijks bezoeken in Nederland 180.000 nieuwe patiënten met pijn op de borst een cardioloog. Vaak ondergaan patiënten dan een CT-scan om vast te stellen of een kransslagadervernauwing hun klachten veroorzaakt. Als de CT-scan een kransslagadervernauwing toont, is het lastig om precies vast te stellen wat het effect van de vernauwing is. Daarom volgt vaak nog een Fractional Flow Reserve (FFR)-meting: een extra invasief hartkatheterisatie-onderzoek dat het effect van de vernauwing op de bloeddoorstroming meet. De FFR is vaak negatief (de kransslagadervernauwing die op de CT-scan werd gezien heeft geen negatief effect op de bloeddoorstroming). Daarmee heeft achteraf bezien een onnodig invasief diagnostisch onderzoek plaatsgevonden, dat nadelen met zich meebrengt: complicaties, tijdsinvestering en ongemak voor de patiënt en hoge kosten.
Met een geavanceerde nieuwe techniek (Fractional Flow Reserve afgeleid uit CT (FFRct)) kan de CT-scan in meer detail worden geanalyseerd door de bloeddoorstroming door de kransslagaderen te berekenen. Hierdoor kan met grotere zekerheid vastgesteld worden wat precies het effect van de kransslagadervernauwing is.
In de FUSION-studie onderzoekt een team, geleid vanuit de afdelingen Radiologie en Cardiologie van het Erasmus MC samen met collega’s van 5 Nederlandse ziekenhuizen, of het gebruik van FFRct kan zorgen dat minder patiënten onnodig een invasief hartkatheterisatie-onderzoek moeten ondergaan. Ook wordt bekeken of dit onderzoek veilig is en tot minder kosten leidt.
Depressie heeft een grote invloed op het leven van patiënten en hun naasten. Een klein deel van de mensen met een depressie heeft onvoldoende baat bij behandeling met psychotherapie of antidepressiva. Elektroshocktherapie (ECT) kan bij die patiënten effectief zijn, maar kan vervelende bijwerkingen veroorzaken. Ook is er een flinke kans op terugval na het staken van de behandeling.
Uit eerder onderzoek is gebleken dat het medicijn esketamine, in de vorm van een drank (oraal), stemmingsklachten bij deze patiënten kan verminderen. De effectiviteit vergeleken met ECT is echter nog niet aangetoond. Verder bestaat nog geen goed onderzoek naar de effecten op langere termijn. Lukt het mensen die met behulp van esketamine uit hun depressie komen om die verbetering vast te houden, en hoe staat het met eventuele bijwerkingen?
Dit onderzoek streeft ernaar aan te tonen dat orale esketamine bij mensen met ernstige, therapieresistente depressie - zonder psychose en zonder ernstige lichamelijke problemen:
- net zo effectief is als behandeling met ECT op de korte termijn;
- een kleinere kans op terugval geeft dan ECT in de loop van een jaar;
- minder bijwerkingen veroorzaakt en patiëntvriendelijker is dan ECT;
- minder kost dan ECT;
- een betere kwaliteit van leven biedt.
De subsidie voor dit project is per 27 november 2023 stopgezet door Zorginstituut Nederland en ZonMw. De reden hiervoor is dat het onderzoek niet meer voldoet aan de onderzoeksvoorwaarden voor de subsidieregeling Veelbelovende zorg.
Bij patiënten met atriumfibrilleren vertraagt de bloedstroom, waardoor stolsels in het bloed kunnen ontstaan. Dit gebeurt met name in het linker hartoor, een uitstulping van de linkerboezem. Als deze stolsels in de hersenen belanden, kan dat leiden tot het optreden van een beroerte. Dit risico kan sterk verkleind worden door orale antistolling. Helaas is gebruik van antistolling voor sommige patiënten niet mogelijk, door een te grote kans op (terugkerende) bloedingen of bijwerkingen. Deze patiënten krijgen daarom een minder effectieve behandeling (aspirine) of helemaal geen behandeling aangeboden.
Uit onderzoek is gebleken dat afsluiting van het linker hartoor (LAAO) het risico op een beroerte kan verminderen en de levenskwaliteit van patiënten met atriumfibrilleren kan verbeteren. Deze behandeling zou voor patiënten die geen antistolling kunnen gebruiken een aantrekkelijk alternatief kunnen bieden. Het COMPARELAAO-project gaat onderzoeken of afsluiting van het linker hartoor bij deze patiënten beter is dan gebruik van aspirine of helemaal geen antistolling. 15 Nederlandse ziekenhuizen starten binnenkort met een klinisch onderzoek om de effectiviteit van deze katheter-ingreep te kunnen aantonen.