Standpunt - Eerstelijns multidisciplinaire paramedische herstelzorg na COVID-19

Eerstelijns multidisciplinaire paramedische herstelzorg is een behandeling voor patiënten met aanhoudende klachten of beperkingen na COVID-19. De conclusie van Zorginstituut Nederland is dat deze zorg voor patiënten geen meerwaarde heeft in vergelijking met geen behandeling of advies en follow-up door huisarts of medisch specialist. Daarom kan multidisciplinaire paramedische herstelzorg niet vergoed worden uit het basispakket van de zorgverzekering.

Aanleiding: voorwaardelijke toelating eerstelijns paramedische herstelzorg

Multidisciplinaire paramedische herstelzorg betekent dat meerdere zorgprofessionals zorg verlenen aan één patiënt, bijvoorbeeld een diëtist, ergotherapeut, fysiotherapeut, logopedist en oefentherapeut. Alleen zorg die écht werkt, mag deel uitmaken van het basispakket van de zorgverzekering. Zolang dat bewijs er niet is, kan de minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS) besluiten om de zorg tijdelijk toch uit het basispakket te vergoeden. Dat heet ‘voorwaardelijke toelating (VT)’ en duurt een vastgestelde periode. In de tussentijd worden gegevens verzameld over de werking en de verhouding tussen kosten en gezondheidswinst voor patiënten. Het Zorginstituut gebruikt de resultaten van dat onderzoek om vóór het einde van voorwaardelijke toelating vast te stellen of de zorg definitief uit het basispakket vergoed mag worden.  

Sinds 18 juli 2020 wordt eerstelijns paramedische herstelzorg voorwaardelijk vergoed. Dit geldt voor volwassen patiënten met aanhoudende klachten en beperkingen na COVID-19. Een deel van hen hield zulke zware klachten dat ze moeite hadden met hun dagelijkse activiteiten en werk. Het Zorginstituut heeft nu beoordeeld of deze zorg blijvend uit het basispakket mag worden vergoed.

Samenvatting van het standpunt

De beoordeling in dit standpunt is gebaseerd op de ParaCOV-studie (VT-studie). De resultaten uit deze studie zijn ook nog eens in een aanvullende studie vergeleken met patiënten die deze zorg niet ontvingen. Deze vergelijkende studie laat zien dat de situatie van de groep patiënten zónder paramedische herstelzorg na 6 en 12 maanden ook verbetert. Na 6 en 12 maanden functioneren deze patiënten bijna op hetzelfde niveau als de groep patiënten die wel paramedische herstelzorg kreeg. Het gaat hierbij uitdrukkelijk om multidisciplinaire herstelzorg.

Het Zorginstituut concludeert dat deze zorg niet voldoende bewezen effectief is bij deze groep patiënten. Er is geen meerwaarde van de behandeling aangetoond. Eerstelijns multidisciplinaire paramedische herstelzorg bij volwassenen met aanhoudende klachten en beperkingen na COVID-19 voldoet daarmee niet aan ‘de stand van de wetenschap en praktijk’. Daarom wordt deze zorg niet vergoed uit het basispakket. Dit geldt dus voor multidisciplinaire herstelzorg, gegeven door meerdere paramedische zorgprofessionals. Monodisciplinaire paramedische zorg, zoals die nu in het basispakket is opgenomen, kan ongewijzigd vergoed blijven worden. Om precies te zijn is dat 3 uur diëtetiek, 10 uur ergotherapie en logopedie zonder maximum per jaar. Fysio- en oefentherapie kan alleen in specifieke situaties vanaf de 21e behandeling worden vergoed uit het basispakket. De ingangsdatum van dit standpunt is 1 juli 2024.

Overgangsperiode

Het ministerie van VWS heeft een overgangsregeling opgezet voor deze groep patiënten om te zorgen dat degenen die nu een paramedische behandeling krijgen, deze ook kunnen afmaken. Op basis van deze overgangsregeling kunnen patiënten die voor 1 juli 2024 een behandeltraject in de eerste of tweede termijn zijn gestart, hun termijn afmaken. De behandeltrajecten duren maximaal 6 maanden en de overgangsregeling loopt daarom tot het einde van dit jaar. Het is niet mogelijk om na 1 juli 2024 met een eventuele tweede termijn te starten. Als u vragen hebt over de overgangsregeling, kunt u zich richten tot uw zorgverzekeraar.

Gevolgde procedure

Alleen zorg die écht werkt, mag deel uitmaken van het basispakket van de zorgverzekering. Dit is vastgelegd met de juridische term 'stand van de wetenschap en praktijk'. Vaak is goed duidelijk of zorg uit het basispakket kan worden vergoed, maar niet altijd. In zulke gevallen kan het Zorginstituut zelf beoordelen of die zorg in aanmerking komt voor vergoeding. Zo'n beoordeling noemen we een duiding. De uitkomst van een duiding heet een standpunt.

Het Zorginstituut heeft bij een standpunt een wettelijke bevoegdheid. Dit betekent dat de minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS) er verder niet meer over beslist. Patiënten, zorgverleners en zorgverzekeraars hebben inspraak tijdens het opstellen van een standpunt. En bij standpunten krijgt het Zorginstituut advies van de Wetenschappelijke Adviesraad (WAR). Hierin zitten onafhankelijke wetenschappers, artsen, apothekers, methodologen en gezondheidseconomen. Het Zorginstituut weegt al die reacties zorgvuldig mee en stelt het uiteindelijke standpunt vast. 

Lees meer informatie over de procedure bij een standpunt op de pagina 'Verduidelijking van het basispakket - standpunten'.

Meer informatie of vragen?

Hebt u vragen over dit standpunt? Dan kunt u deze per e-mail stellen aan Aya Rädecker via ARadecker@zinl.nl.