Rapport - Verduidelijken toegang tot integrale verpleeghuiszorg voor mensen met een VV-indicatie

In dit rapport geeft Zorginstituut Nederland antwoord op de vraag van de minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS) om te onderzoeken of het mogelijk is om met duidelijkheid te bepalen welke mensen in aanmerking komen voor een plek in een verpleeghuis. Het Zorginstituut concludeert dat het niet mogelijk is een scherp onderscheid te maken voor wie wél en voor wie niét het verpleeghuis de meest passende plek is om zorg te krijgen. Omdat de persoonlijke situaties en zorgbehoeften van mensen onderling sterk kunnen verschillen, verschilt ook de afweging per persoon en per situatie. Het Zorginstituut beschrijft in het rapport dat daarvoor een afwegingskader nodig is en dat eerst aan randvoorwaarden moet worden voldaan.

Stand van zaken: rapport gestuurd naar de minister

Het Zorginstituut heeft dit rapport naar de minister van VWS gestuurd. Wij wachten de reactie van de minister af. Daarnaast wachten wij op politieke besluitvorming voor een eventueel vervolg van dit traject.

Aanleiding: WOZO-programma zet in op passend verblijf voor ouderen

In het programma Wonen, Ondersteuning en Zorg voor Ouderen (WOZO) wordt nagedacht over het anders organiseren van zorg voor ouderen met een indicatie verpleging en verzorging (VV). Een belangrijke vraag die uit WOZO volgt, is welke mensen integrale zorg met verblijf echt nodig hebben. In de praktijk blijkt namelijk dat een deel van deze mensen nog thuis kan wonen. Door vroegtijdig en structureel in te spelen op mogelijke zorgbehoeften, kan de noodzaak om zwaardere zorg in te zetten, worden uitgesteld of voorkomen. 

Samenvatting: harde scheidslijn niet mogelijk, afwegingskader biedt mogelijkheden

In dit rapport beantwoordt het Zorginstituut de vraag of het mogelijk is om een scherp onderscheid te maken tussen mensen met verschillende Verpleging en Verzorging (VV)-indicaties, om te bepalen wie wel en wie niet in aanmerking komt voor zorg in een verpleeghuis. Een verpleeghuis is namelijk niet altijd de best passende plek voor woonzorg. Maar zoals de Wet langdurige zorg (Wlz) nu geregeld is, hebben alle mensen met een VV-indicatie recht op verblijf. Een scherp onderscheid, ook wel cesuur genoemd, zou gebaseerd moeten zijn op objectieve criteria. Waar iemand het best op z’n plek zit om zorg te krijgen is afhankelijk van verschillende factoren. Die factoren hangen samen met de zorgbehoefte van de oudere zelf maar ook van bijvoorbeeld de sociale context, het netwerk en de woning zelf. Om te bepalen welke setting voor een oudere het meest passend is, moet een afweging van die factoren in onderlinge samenhang worden gemaakt. Het Zorginstituut adviseert om daarvoor een afwegingskader te ontwikkelen. Een afwegingskader kan dan de toegang tot integrale verpleeghuiszorg voor mensen met een VV-indicatie verduidelijken. Het gaat hier voornamelijk om cliënten met de zorgprofielen 5 VV en 6 VV, bij wie de zorgbehoeften erg verschillend kunnen zijn. 

Pakketagenda

De afbakening van de toegang Wlz-zorg met verblijf en behandeling, staat op de pakketagenda passende zorg 2023-2025. Zorginstituut Nederland heeft samen met vertegenwoordigers van zorgprofessionals, cliënten en zorgverzekeraars een pakketagenda opgesteld. Hierop staan onderwerpen die passende zorg moeten bevorderen en niet-passende zorg moeten tegengaan. Dat is zorg die niet effectief is voor de patiënt. De verwachte winst zit vooral in betere inzet van schaars beschikbare personeel. Dat heeft een positief effect op de houdbaarheid en toegankelijkheid van de zorg. Ook de uitvoering van de pakketagenda wordt samen gedaan. Dit is afgesproken in het Integraal Zorgakkoord (IZA).

Lees meer over pakketagenda passende zorg 2023-2025.