Oude beoordeling diagnostiek CTG verloskundigen in de eerste lijn (2021)
De Koninklijke Nederlandse Organisatie van Verloskundigen (KNOV) en de Nederlandse Zorgautoriteit (NZa) hebben het Zorginstituut gevraagd om te beoordelen of verloskundigen ook hartfilmpjes van ongeboren baby’s (CTG) mogen maken. In deze brief aan de NZa schrijft het Zorginstituut dat dit mag. De verloskundigen moeten dan wel aan bepaalde opleidingseisen voldoen. En zij moeten samenwerkingsafspraken hebben gemaakt met de gynaecologen in de regio. In 2024 heeft het Zorginstituut opnieuw een beoordeling gedaan. Daarmee is de inhoud van deze brief niet meer geldig.
Update september 2024: Nieuwe brief Zorginstituut vervangt oudere uitspraken
In een nieuwe brief concludeert het Zorginstituut dat de basis onder de eerdere brieven uit 2020 en 2021 is komen te vervallen, omdat er geen overeenstemming is tussen de KNOV en de NVOG. Het Zorginstituut heeft geen bevoegdheid om te beslissen over of een verloskundige in de eerste lijn bevoegd en bekwaam is om een CTG uit te voeren. Het Zorginstituut kan daarom geen uitspraak doen over het deskundigheidsgebied van de verloskundige en de begrenzing daarvan.
Lees hier meer over de nieuwe brief van het Zorginstituut over antenataal CTG.
Aanleiding voor aanvullend standpunt diagnostiek CTG
CTG is de afkorting voor cardiotocogram. Dit is een hartfilmpje van de ongeboren baby. Volgens een eerder standpunt van het Zorginstituut uit 2020 gold dit nog niet als zorg die verloskundigen in de wijk (eerste lijn) mogen verlenen. Zij moesten voor CTG-diagnostiek doorverwijzen naar gynaecologen in het ziekenhuis (tweede lijn). In 2021 heeft de KNOV de professionele standaard ‘Antenataal CTG in de eerstelijns verloskundigenpraktijk’ uitgebracht (deze is opgenomen in de pdf). Hierin beschrijft de KNOV normen en kwalificaties waaraan de hele beroepsgroep moet voldoen om een CTG te kunnen verrichten.
Het gaat om het indiceren, uitvoeren en interpreteren van een CTG (inclusief eventuele vervolgstappen) bij de volgende indicaties:
- minder leven voelen in de buik;
- risico op langere zwangerschapsduur (serotiniteit);
- als het kindje gedraaid moet worden vanwege stuitligging (uitwendige versie).
Conclusie Zorginstituut
Het Zorginstituut concludeert dat op basis van de KNOV-standaard ‘Antenataal CTG in de eerstelijns verloskundigenpraktijk’ (2021) het maken van een antenataal CTG kan worden gekwalificeerd als ‘zorg zoals verloskundigen die plegen te bieden’. Om dit ook in praktijk te kunnen brengen vraagt het Zorginstituut de NZa om te zorgen voor codes waarmee verloskundigen de zorg kunnen declareren.
Voorwaarden: samenwerkingsafspraken en registratie
Om CTG’s te mogen maken moeten verloskundigen aan de volgende voorwaarden voldoen:
- verloskundigen en gynaecologen moeten op VSV-niveau samenwerkingsafspraken hebben vastgelegd over het verrichten van een CTG;
- verloskundigen die een CTG willen verrichten moeten voldoen aan opleidings- of bijscholingseisen, die iedereen in een register kan vinden en inzien.
Passende Zorg
Als Zorginstituut staan we voor passende zorg. Samen met de Nederlandse Zorgautoriteit (NZa) hebben we uitgewerkt wat we daaronder verstaan, namelijk: zorg die van waarde is voor de gezondheid en het functioneren van het individu, tegen een redelijke prijs. Passende zorg gaat niet alleen over de concrete zorgverlening, maar ook over de organisatie ervan. Dit aanvullende standpunt brengt de zorg voor zwangere vrouwen dichter bij huis, met lage zorgkosten door minder verwijzingen naar het ziekenhuis.