Standpunt 'Het eerstelijnsverblijf binnen de Zorgverzekeringswet'
Eerstelijnsverblijf is verblijf dat medisch noodzakelijk is voor ‘zorg zoals huisartsen die plegen te bieden’; het Zorginstituut vat dat op als generalistische geneeskundige zorg. Binnen het eerstelijnsverblijf kan het volledige zorgarsenaal van de huisarts ingezet worden. Ook een specialist ouderengeneeskunde (SOG) en een arts verstandelijk gehandicapten (AVG) leveren generalistische geneeskundige zorg.
Medische noodzaak
De medische noodzaak voor eerstelijnsverblijf lijkt op voorhand voornamelijk te liggen in de behoefte aan continue verpleegkundige aanwezigheid in de nabijheid ‘in verband met een behoefte aan geneeskundige zorg’. De eigen huisarts van een verzekerde besluit in eerste instantie over opname in en ontslag uit het eerstelijnsverblijf, zonodig in overleg met een andere arts of (wijk)verpleegkundige. Verblijf kan ook aan de orde zijn als er nog geen sprake is van een acute aandoening, maar wel van een hoog risico op een aandoening.
Maximale duur
De maximale duur voor eerstelijnsverblijf wordt zorginhoudelijk bepaald. Na verloop van tijd zal de vraag spelen hoe lang deze vorm van verblijf zorginhoudelijk nog verantwoord en zinnig is voordat andere opties overwogen moeten worden.
Andere zorg
Paramedische zorg kan alleen tot het verblijf worden gerekend als die voortvloeit uit de indicatie voor het verblijf of in ieder geval dat die zorg binnen het verblijf gericht is op het in conditie houden of brengen van de patiënt om weer naar huis te kunnen terugkeren. Verband-, genees- en hulpmiddelen kunnen alleen tot het eerstelijnsverblijf worden gerekend als die verband houden met de geneeskundige zorg binnen het verblijf.