Advies aanpassingen regeling paramedische herstelzorg na COVID-19
In deze brief adviseert het Zorginstituut de minister voor Medische Zorg om enkele aanpassingen door te voeren in de regeling voor voorwaardelijke toelating van eerstelijns paramedische herstelzorg voor COVID-19-patiënten. De minister heeft naar aanleiding van dit advies aangegeven de regeling op onderdelen te wijzigen. De wijzigingen gaan in op 1 juli 2021.
Voorgestelde wijzigingen
- Termijn voor verwijzen verlengen
In de huidige regeling moet iemand die COVID-19 heeft doorgemaakt binnen 4 maanden na het einde van het acute infectiestadium een verwijzing krijgen voor paramedische herstelzorg. Vanaf 1 juli 2021 moet de huisarts of medisch specialist een verwijzing geven binnen 6 maanden. - Verwijzing voor 2e behandeltermijn
In uitzonderlijke situaties kan ook de huisarts, naast de medisch specialist, een verwijzing geven voor een 2e behandeltermijn van paramedische herstelzorg. - Tijdsperiode tussen 1e en 2e behandeltermijn
De tijd tussen het einde van de 1e behandeltermijn en de start van de 2e behandeltermijn moet beperkt worden tot 4 maanden. - Reguliere paramedische aanspraken
Voor een kleine groep patiënten is het advies om de reguliere paramedische aanspraken weer van toepassing te laten zijn. Het gaat hier om mensen die niet zijn verwezen naar paramedische herstelzorg binnen 6 maanden na afloop van het acute ziektestadium van COVID-19.
Reactie van de minister
Op 18 juni 2021 heeft de minister aangegeven dat zij de voorgestelde adviezen van het Zorginstituut overneemt. Hiervoor zal de Regeling zorgverzekering (artikel 2.2) worden aangepast. De wijzigingen gaan in op 1 juli 2021.