Wlz-geschil: Toegang tot Wlz-zorg vanwege een verstandelijk handicap die onlosmakelijk is verbonden met psychiatrische problematiek (autisme)
Het Zorginstituut is van oordeel dat het CIZ ten onrechte voornemens is verzekerde geen indicatie te geven voor Wlz-zorg op basis van artikel 3.2.1, eerste lid, van de Wlz.
Er zijn voldoende redenen om aan te nemen dat verzekerde (in ieder geval mede) vanwege zijn verstandelijke beperkingen en daaruit voortvloeiende ernstige beperkingen in het adaptief functioneren blijvend aangewezen is op Wlz-zorg. Hierbij is onder meer in ogenschouw genomen dat de verstandelijke handicap mede de oorzaak is van de psychiatrische decompensatie. Voor zover verzekerde ‘mede vanwege’ de grondslag verstandelijke handicap is aangewezen op Wlz-zorg kan worden gezegd dat de verstandelijke handicap onlosmakelijk met de psychiatrische problematiek is verbonden, zodanig dat de stoornissen en beperkingen niet aan één (verstandelijke beperking of autisme) oorzaak kunnen worden toegeschreven. De verzekerde kan met andere worden in zoverre niet worden ‘opgeknipt’ in de oorzaak van zijn beperkingen.