Ivf en cryo-embryo's (uitleg regelgeving)
Ivf-zorg wordt onder bepaalde voorwaarden vergoed uit het basispakket van de zorgverzekering. In de praktijk bestaat soms onduidelijkheid over de vergoeding van het gebruik van ingevroren embryo’s die over zijn gebleven nadat een ivf-poging is beëindigd als gevolg van een doorgaande zwangerschap. Als de kinderwens dan nog niet is vervuld óf als er een nieuwe kinderwens is, dan kunnen de overgebleven ingevroren embryo’s worden gebruikt om een volgende zwangerschap te laten ontstaan. De vraag is: wordt het gebruik van deze overgebleven cryo-embryo’s dan vergoed? In dit standpunt legt Zorginstituut Nederland de regelgeving uit.
Cryo-embryo’s
Bij in vitro fertilisatie (ivf) worden de zaadcellen en de eicel van de wensouders in een laboratorium bij elkaar gebracht. De eicel kan daar worden bevrucht. Voordat die bevruchting in het laboratorium plaatsvindt, moeten de eicellen rijpen met behulp van hormonen. Als de eicellen rijp zijn, worden deze via een punctie uit de eierstokken gehaald.
Meestal worden meerdere eicellen bevrucht en worden de beste embryo’s geselecteerd. Uiteindelijk worden 1 of 2 embryo’s per keer in de baarmoeder geplaatst. De embryo’s die overblijven na een doorgaande zwangerschap en die van goede kwaliteit zijn, kunnen worden ingevroren voor een eventuele volgende terugplaatsing. Deze ingevroren embryo’s noemen we cryo-embryo’s.
Ivf-poging
De kosten van de eerste 3 ivf-pogingen per doorgaande zwangerschap worden vergoed uit het basispakket van de zorgverzekering. Met een ‘poging’ wordt een geslaagde punctie van de eicel bedoeld. En dus niet het aantal keren dat een embryoterugplaatsing wordt gedaan. Een poging bestaat dus volgens het Besluit zorgverzekering (Bzv) uit de stimulatie van de eicellen door hormonen, de eicelpunctie, de bevruchting en 1 of meerdere keren terugplaatsing van 1 of 2 embryo’s. Voor die terugplaatsing kunnen verse of cryo-embryo’s worden gebruikt.
Een doorgaande zwangerschap is een zwangerschap van minimaal 10 weken vanaf het moment van de eicelpunctie. Of een zwangerschap van tenminste 9 weken en 3 dagen, gerekend vanaf de terugplaatsing van ingevroren embryo’s. Als sprake is van een doorgaande zwangerschap, dan betekent dat dat de ivf-poging is beëindigd. Als de kinderwens na de doorgaande zwangerschap nog niet is vervuld óf als er een nieuwe kinderwens is, dan komt de teller weer op 0 en kunnen dus weer 3 nieuwe ivf-pogingen worden gedaan. Moet de terugplaatsing van de resterende cryo-embryo’s dan worden gezien als de eerste poging van deze nieuwe set van 3 ivf-pogingen?
De regelgeving op een rijtje
Gebruik van overgebleven cryo-embryo’s: vergoeding volgens de wet
Het Zorginstituut stelt vast dat in de wet geen specifieke regels staan over de vergoeding van terugplaatsing van overgebleven cryo-embryo’s na een doorgaande zwangerschap. De aanspraak op deze vergoeding kan volgens het Zorginstituut vallen onder de algemene bepaling in de wet over geneeskundige zorg. Het gaat om Artikel 2.4 lid 1 en aanhef van het Besluit zorgverzekering (Bzv) in combinatie met de bepaling over vruchtbaarheidsgerelateerde zorg (artikel 2.4, lid 1, a.5 van het Bzv).
Dat betekent dat het terugplaatsen van cryo-embryo’s na een doorgaande zwangerschap vergoed wordt uit het basispakket voor alle vrouwen jonger dan 43 jaar. Als deze terugplaatsing niet leidt tot de gewenste zwangerschap, dan kan daarna een ivf-behandeling worden gestart. De verzekerde heeft na de terugplaatsing van de overgebleven cryo-embryo’s dus recht op 3 nieuwe ivf-pogingen, mits zij jonger is dan 43 jaar.
Conclusie van het Zorginstituut
De conclusie van het Zorginstituut is dus dat het terugplaatsen van cryo-embryo’s die tijdens een ivf-behandeling zijn verkregen, valt onder 2 verschillende bepalingen.
- Als het gaat om terugplaatsing van de cryo-embryo’s als onderdeel van een ivf-poging, dan valt deze onder de ‘ivf-aanspraak’.
- Als het gaat om terugplaatsing van uit een eerdere ivf-poging overgebleven cryo-embryo’s na een doorgaande zwangerschap, dan valt deze onder de aanspraak ‘vruchtbaarheidsgerelateerde zorg’. Het gaat om Artikel 2.4 lid 1 en aanhef van het Bzv in combinatie met de bepaling over vruchtbaarheidsgerelateerde zorg (artikel 2.4, lid 1, a.5 van het Bzv).