Zorg voor transgender personen valt volgens CVZ-toetsingskader grotendeels onder de basisverzekering
De zorg voor transgender personen valt voor het grootste deel onder de basisverzekering. Dit blijkt uit het toetsingskader dat het CVZ (nu Zorginstituut Nederland) in 2007 heeft opgesteld.
In dit toetsingskader staat een overzicht van de mogelijke behandelingen voor transgender personen, een weergave van de regelgeving die geldt en hoe die aangepast moet worden. Ook geeft het toetsingskader antwoord op de vraag of sprake is van verzekerde zorg.
Het (internationale) beleid voor (de zorg voor) transgender personen is in ontwikkeling. Genderincongruentie (het gevoel dat het geboortegeslacht niet past bij het gender dat iemand ervaart en wil uiten) wordt sinds 2018 niet meer behandeld als een psychische aandoening. En de term ‘transseksueel’ is geen goede aanduiding meer voor transgender personen. Het Zorginstituut heeft daarom deze webpagina bijgewerkt. In de samenvatting is de terminologie over transgenderzorg aangepast en de inhoud van de webpagina is geactualiseerd. Deze veranderingen hebben geen gevolgen voor de vergoedingen uit het basispakket. In het toetsingskader zelf, dat stamt uit 2007, worden nog wel de gedateerde termen gebruikt.
Update 2021
In het CVZ-toetsingskader uit 2007 staat een paragraaf over de definitie van transseksualiteit. Het toetsingskader sloot hierin aan bij de internationale definities van transseksualiteit die in 2007 golden. Dat waren de definities uit de International Classification of Diseases (ICD) 10 en de Diagnostic & Statistical Manual of Mental Disorders (DSM) 5. In de tijd waarin dit toetsingskader is opgesteld, werd transseksualiteit gezien als een psychische aandoening. Inmiddels zijn daar nieuwe opvattingen over. Ook de terminologie is veranderd: ‘transseksualiteit’ is een verouderd begrip. In ICD 11 wordt nu de term ‘genderincongruentie’ gebruikt. Genderincongruentie is een duidelijke en aanhoudende ongelijkheid tussen het ervaren gender van een persoon en de bij de geboorte toegewezen sekse. Genderincongruentie is op zichzelf geen psychische stoornis. De DSM-5 spreekt wel van genderdysforie: het gevoel dat het geboortegeslacht niet past bij het gender dat iemand ervaart en wil uiten. Het bepalende element van genderdysforie is dat de betrokkene klinisch significant onder genderincongruentie lijdt.
De nieuwe opvattingen en begrippen uit de ICD 11 en de DSM-5 hebben geen gevolgen voor de vergoeding uit de basisverzekering bij genderincongruentie en genderdysforie.
Het Zorginstituut sluit zich aan bij de nieuwe opvattingen en begrippen (genderincongruentie en genderdysforie). Het Zorginstituut ziet genderincongruentie dus niet als psychische aandoening, maar als somatische (lichamelijke) aandoening. Als sprake is van een somatische zorgvraag (inclusief de psychologische zorg en ondersteuning die daarbij horen), is de arts niet verplicht om de DSM-5 te gebruiken. Dat betekent dat een diagnose niet verplicht op grond van de DSM-5 moet worden gesteld, om te bepalen of somatische zorg voor transgender personen onder de basisverzekering valt. Ook bij het declareren van diagnosebehandelcombinaties (DBC’s) voor medisch-specialistische zorg is het registreren van een DSM-code niet verplicht. De diagnose kan daarom ook worden gesteld op basis van ICD 11.