Spoed moet goed - indicatoren en normen voor 6 spoedzorgindicaties

Een Expertgroep heeft voor 6 spoedindicaties een indicatorenset geadviseerd waarmee de kwaliteit van de spoedzorg kan worden aangetoond. De Raad van Bestuur van het Zorginstituut heeft dit adviesrapport in december 2015 vastgesteld.

Indicatorensets voor 6 spoedindicaties

Het gaat om de spoedindicaties:

  • acuut myocard infarct (AMI)
  • cerebro vasculair accident (CVA)
  • heupfractuur
  • multitrauma
  • geruptureerd acuut abdominaal aneurysma (RAAA)
  • geboortezorg

Totaal van 48 indicatoren

Een tijdelijke expertcommissie heeft in het rapport in totaal 48 indicatoren aangewezen voor de acute fase van 6 indicaties.

De in dit rapport opgenomen indicatoren en aanbevelingen zullen worden opgenomen in het Kwaliteitskader Spoedzorgketen dat met betrokken partijen wordt ontwikkeld.

Het gaat om:

  • 26 bestaande indicatoren.
  • 22 nieuwe indicatoren.
  • Aanbevelingen voor doorontwikkeling van de indicatoren en relatie met de spoedzorgketen.

Vanaf 2015 zijn deze indicatoren gefaseerd opgenomen op de Transparantiekalender.

Achtergrond

De Kwaliteitsvisie Spoedeisende zorg die Zorgverzekeraars Nederland (ZN) in 2013 uitbracht, stuitte op weerstand bij de partijen in de spoedzorg. Zorginstituut Nederland onderzocht het draagvlak voor de Kwaliteitsvisie en de daarin opgenomen indicatoren voor spoedindicaties voor 6 spoedindicaties.

Zorgverzekeraars wilden met zorgaanbieders op basis van de Kwaliteitsvisie afspraken maken over de regionale organisatie van de spoedzorg. Zorgaanbieders bleken echter bezwaren te hebben.

Zorgaanbieders en zorgorganisaties vreesden dat de indicatoren en normen voor de inkoop van spoedzorg zouden leiden tot verdere concentratie van complexe spoedzorg in een beperkt aantal ziekenhuizen. De kwaliteit van de reguliere zorg zou in het gedrang komen en mogelijk uit het ziekenhuis verdwijnen (het 'cascade-effect'). Hierdoor zouden patiƫnten voor deze zorg uit minder ziekenhuizen kunnen kiezen. De Nederlandse Vereniging van Ziekenhuizen (NVZ) en de Federatie Medisch Specialisten (FMS) uitten hun zorgen hierover bij de Autoriteit Consument en Markt (ACM).

De ACM stelde dat inperking van de keuzevrijheid alleen acceptabel is als er een duidelijke kwaliteitswinst voor de patiƫnt tegenover staat. Tenzij er draagvlak is voor veranderingen. Zonder draagvlak voor de kwaliteitsvisie liep ZN het risico tegen de Mededingingswet in te gaan.

Doorzettingsmacht

Na overleg met de betrokken partijen plaatste het Zorginstituut in september 2014 de 6 indicaties uit de Kwaliteitsvisie Spoedeisende zorg op de Meerjarenagenda. Het Zorginstituut verzocht de partijen om voor 1 november 2014 aan te geven met welke indicatoren uit de ZN Kwaliteitsvisie zij instemden. Er werd niet op alle onderdelen overeenstemming bereikt. In december 2014 zette Zorginstituut Nederland zijn doorzettingsmacht in en pakte het Zorginstituut de regie op de vaststelling van de indicatoren.

Als de RvB besluit om de doorzettingsmacht in te zetten, vraagt de RvB om advies van De Kwaliteitsraad van het Zorginstituut. De Kwaliteitsraad stelde daarom begin 2015 een tijdelijke Expertgroep in om haar te adviseren. De Kwaliteitsraad heeft de adviezen van de Expertgroep opgenomen in het adviesrapport 'Spoed moet goed: indicatoren en normen voor zes spoedzorgindicaties'. Dit rapport is vervolgens in zijn geheel overgenomen en vastgesteld door de Raad van Bestuur van het Zorginstituut.