Samenwerking advisering vaccinaties Gezondheidsraad en het Zorginstituut

De Gezondheidsraad (GR) en Zorginstituut Nederland werken sinds 2014 samen bij het adviseren van de minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS) over vaccinaties. In gezamenlijke oplegnotities adviseert de GR of een vaccinatie in het Rijksvaccinatieprogramma (RVP) moet worden opgenomen. De GR beoordeelt ook of het om het belang van een groep of een individu gaat. Het Zorginstituut beoordeelt of het vaccin in het basispakket van de zorgverzekering moet worden opgenomen.

Aanleiding voor de samenwerking tussen Gezondheidsraad en Zorginstituut

Op verzoek van de minister van VWS zijn de Gezondheidsraad (GR) en Zorginstituut Nederland in het najaar van 2014 gestart met een samenwerkingsverband voor de advisering over vaccinaties. Na de proefperiode van 2 jaar vond eind 2016 een evaluatie plaas en is besloten de samenwerking voort te zetten. Aanleiding voor de proef was de aanname dat mogelijke gezondheidswinst bleef liggen door het onvoldoende benutten van vaccins. Op de markt toegelaten vaccins waren niet vanzelfsprekend uit publieke middelen beschikbaar voor mensen die daar belang bij hebben.

Onderlinge werkafspraken

De samenwerking tussen de GR en het Zorginstituut krijgt vorm op basis van onderlinge werkafspraken. Het doel van de afspraken is om de adviezen en expertise van beide organisaties optimaal te benutten. Wederzijdse waarnemers zijn aanwezig bij overleggen van de commissie vaccinaties van de GR en de Wetenschappelijke Adviesraad (WAR) van het Zorginstituut.

Deze samenwerking resulteert, naast de afzonderlijke en onafhankelijke adviezen van de GR en het Zorginstituut, bij ieder advies over een vaccinatie en de daarbij beschikbare middelen, in een gezamenlijke oplegnotitie met alle overwegingen bij de betreffende vaccinatie. Op basis van deze adviezen en de oplegnotitie neemt de minister van VWS een besluit over de positionering en financiering van het vaccin of de vaccinatie in het zorgstelsel.

Verschillende werkwijzen, gezamenlijke oplegnotitie

Het afstemmen van de beoordelingskaders van de beide organisaties en het gezamenlijk beoordelen van gemeenschappelijke vragen leidt niet tot één integraal rapport. Dit heeft te maken met de verschillen in mandaten tussen de Gezondheidsraad en het Zorginstituut. Hierdoor verschillen de invalshoeken bij de advisering.

Gezondheidsraad

De Gezondheidsraad beoordeelt of een vaccinatie in het Rijksvaccinatieprogramma (publiek belang) moet worden opgenomen. Daarnaast kan worden bekeken of een vaccinatie als essentiële zorg voor een bepaalde doelgroep (collectief belang) of als individuele zorg (individueel belang) aangemerkt moet worden.

Zorginstituut Nederland

Het Zorginstituut beoordeelt op basis van de pakketcriteria (noodzakelijkheid, effectiviteit, kosteneffectiviteit en uitvoerbaarheid) of het vaccin in he basispakket van de zorgverzekering (Zorgverzekeringswe, Zvw) moet behoren. Belangrijk daarbij is de vraag of sprake is van een op de persoon herleidbaar risico (geïndiceerde preventie) en dat het zorggerelateerde preventie betreft. Geïndiceerde preventie richt zich op mensen met beginnende klachten en voorkomt dat beginnende klachten verergeren tot een aandoening. Zorggerelateerde preventie richt zich op mensen met een ziekte of aandoening en voorkomt dat een bestaande aandoening leidt tot complicaties, beperkingen, een lagere kwaliteit van leven of sterfte.

Samenwerking

De samenwerking voorziet in de mogelijkheid aanbevelingen te doen over de positionering van respectievelijk een vaccinatie en specifieke vaccins in het gezondheidszorgstelsel. In een gezamenlijke oplegnotitie aan de minister wordt dit toegelicht en informatie over beoordelingscriteria als doelmatigheid en kosteneffectiviteit worden beschreven. Hierbij kunnen expliciet de overeenkomsten en verschillen worden toegelicht tussen de beide adviezen. Op grond hiervan kan de minister van VWS een beslissing nemen over de vraag of overheidsbemoeienis nodig is en in welke vorm. Hierbij bestaat de mogelijkheid dat het Zorginstituut een vervolgadvies uitbrengt. Dit kan bijvoorbeeld in het geval dat de GR een vaccinatie aanmerkt als essentiële zorg en het Zorginstituut tegelijkertijd tot de conclusie komt dat opname ervan in het verzekerd pakket niet aan de orde kan zijn. Uit hoofde van het pakketcriterium uitvoerbaarheid kan het Zorginstituut dan een voorstel doen voor alternatieve financiering en/of uitvoering van de betreffende vaccinatie.

Termijnen

Het Zorginstituut is bij advisering gebonden aan een wettelijke oplevertermijn. De GR is dat niet. Als het advies van het Zorginstituut eerder wordt uitgebracht, dan verschijnt de gemeenschappelijke oplegnotitie bij het GR-advies, waarbij het eerder verschenen advies van het Zorginstituut wordt meegestuurd.

Werkagenda

In afstemming met het ministerie van VWS is door de GR, het Zorginstituut en het RIVM een werkagenda vastgesteld voor de Commissie Vaccinaties van de GR. De werkagenda beslaat een periode van 4 jaar en wordt jaarlijks vastgesteld.

2020

  • Waterpokken
  • COVID-19 gerelateerde onderwerpen (waaronder een 2e advies over vaccinatie tegen pneumokokken)

2021

  • Influenza
  • COVID-19 gerelateerde onderwerpen
  • Rotavirus
  • Meningokokken B

2022

2023

  • BCG voor kinderen (Bacillus Calmette-Guérin - vaccinatie tegen tuberculose)

Loket voor indienen vaccinatievraagstukken

Bij het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (RIVM) heeft de minister een ‘loket’ in laten richten voor nieuwe vaccinatievraagstukken. Een voorstel voor het agenderen van een vaccinatie is dan aan de orde in een overleg tussen GR, het Zorginstituut en het RIVM. Er wordt dan beoordeeld welk adviestraject (door de GR en/of door het Zorginstituut) het meest passend is en wordt de prioritering voor de werkagenda van de GR vastgesteld. In dit overleg is VWS als waarnemer aanwezig. Op basis van de uitkomst van dit overleg doet de minister vervolgens een adviesaanvraag.

E-mailadres: loketvaccinadvies@rivm.nl

Gezamenlijk uitgebrachte notities

Achtergrondinformatie