Nieuw IVF-beleid levert besparingen én betere zorg op
De maatregelen die vanaf 1 januari 2013 door betrokken organisaties zijn uitgevoerd om op de uitgaven aan IVF te besparen, hebben niet alleen geleid tot vermindering van kosten, maar ook tot belangrijke kwaliteitsverbeteringen. Zo zijn er door terugplaatsing van één embryo bij gelijkblijvende zwangerschapskansen minder meerlingzwangerschappen geweest, waardoor de daarmee gepaard gaande risico’s zijn vermeden. Verder zijn er meer vrouwen op natuurlijke wijze zwanger geworden door bij een goede prognose niet direct een behandeling in te zetten maar eerst af te wachten. Bovendien is er meer dan 30 miljoen euro per jaar bespaard. Dat concludeert het Zorginstituut in de “definitieve rapportage opbrengsten van alternatieve maatregelen IVF”.
Sinds 2013 is het standaardbeleid in alle IVF-centra om bij vrouwen jonger dan 38 jaar één embryo te plaatsen bij de eerste twee IVF-pogingen. Ook geldt dat vrouwen van 43 jaar en ouder niet meer in aanmerking komen voor vergoeding van vruchtbaarheidsgerelateerde zorg en dat medicatie doelmatiger voorschreven wordt.
Gemeenschappelijke inspanningen
Door de gemeenschappelijke inspanningen van gynaecologen (NVOG), patiënten (Freya) en Zorgverzekeraars Nederland (ZN) is aanzienlijk meer bereikt dan alleen een bezuiniging. Het Zorginstituut komt tot de conclusie dat met deze ‘alternatieve bezuinigingsmaatregelen’ de kwaliteit van de zorg verbeterd is, maar ook de in het regeerakkoord van 2010 beoogde besparing van ten minste 30 miljoen euro per jaar aantoonbaar is gerealiseerd. De totale vermindering in uitgaven komt ten opzichte van 2012 uit op 33,2 miljoen in 2013 en 37,85 miljoen euro in 2014.
Alternatief voor bezuiniging regeerakkoord
De maatregelen zijn per 1 januari 2013 ingevoerd als alternatief voor de maatregel in het regeerakkoord van 2010. Daarin was opgenomen dat een bezuiniging - van 30 miljoen euro - gerealiseerd moest worden door het terugbrengen van het aantal te vergoeden IVF-pogingen van 3 naar 1. NVOG, Freya en ZN hebben daarna een voorstel gemaakt voor alternatieve maatregelen om op de collectieve uitgaven aan IVF en andere vruchtbaarheidsbehandelingen te besparen. Deze alternatieven zijn getoetst door het Zorginstituut en kregen in de aanloop naar 2013 vanuit het oogpunt van kwaliteit en doelmatigheid de voorkeur boven de maatregel in het regeerakkoord.