In de Wet langdurige zorg (Wlz) bestond overgangsrecht. Met dit overgangsrecht was geregeld met welke AWBZ-indicatie verzekerden nog recht hebben op Wlz-zorg. Alleen voor verzekerden met een laag ZZP vanuit de AWBZ bestaat nog overgangsrecht.
Behoud van aanspraken?
In de Wlz, de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo) 2015 en de Jeugdwet was geregeld of verzekerden hun AWBZ-aanspraken behouden en bij wie zij deze aanspraken tot gelding kunnen brengen: bij het zorgkantoor, de zorgverzekeraar of de gemeente. De Zorgverzekeringswet (Zvw) kent geen overgangsrecht.
Omdat de taak van het Zorginstituut zich beperkt tot de uitleg van de aanspraken uit de Wlz en de Zvw wordt het overgangsrecht uit de Wmo 2015 en de Jeugdwet niet uitgebreid besproken.
Het ministerie van VWS geeft informatie over overgangsrecht en andere zorg op de website Regelhulp.
Overgangsrecht en Wlz
- Verzekerden met een AWBZ-indicatie voor verblijf in de vorm van een zorgzwaartepakket (ZZP) op 31 december 2014 konden recht hebben op Wlz-zorg. Dit overgangsrecht staat beschreven onder het kopje ‘Zorgzwaartepakket’ op deze pagina.
- Een groep verzekerden met een AWBZ-indicatie in functies en klassen had op grond van overgangsrecht in 2015 en 2016 nog zorg ontvangen op grond van de Wlz. Dit zijn de zogenaamde ‘Wlz-indiceerbaren’. Het overgangsrecht vanaf 2017 voor deze groep staat beschreven onder ‘Wlz-indiceerbaren’.
- Kortdurend verblijf, waarvoor de Subsidieregeling Eerstelijnsverblijf 2016 gold, valt met ingang van 1 januari 2017 onder de Zorgverzekeringswet (Zvw). Bij verzekerden, die thuis Wlz-zorg ontvangen, wijzigt de leveringsvorm bij tijdelijk verblijf in een instelling.
Kijk voor meer informatie op de pagina 'Verblijf (Zvw)'.
Zorgzwaartepakket
Verzekerden met een AWBZ-indicatie voor verblijf in de vorm van een ZZP op 31 december 2014 konden recht hebben op Wlz-zorg. Er zijn verschillende groepen te onderscheiden:
- verzekerden met een hoog ZZP
- verzekerden met een laag ZZP
- verzekerden met een ZZP B GGZ
Verzekerden met een hoog ZZP
De hoge ZZP's zijn:
- VV 4 t/m 10
- VG 3 (als de verzekerde 18 jaar of ouder is)
- VG 4 t/m 8
- SGLVG 1
- LG 2 en 4 t/m 7
- ZG aud 2 t/m 4
- ZG vis 2 t/m 5
- LVG 1 t/m 5 (als de verzekerde 18 jaar of ouder is)
Verzekerden met een hoog ZZP werden gelijkgesteld met verzekerden die een Wlz-indicatie hebben. Ook als de geldigheidsduur van de AWBZ-indicatie was verlopen, behield de verzekerde zijn aanspraak op Wlz-zorg, behalve bij een ZZP LVG. Alleen bij een ZZP LVG moest herindicatie plaatsvinden volgens de Wlz-toegangscriteria als de geldigheidsduur van de AWBZ-indicatie eindigde.
Regelgeving
Verzekerden met een laag ZZP
De lage ZZP’s zijn:
- VV 1 t/m 3
- VG 1 en 2 (als de verzekerde 18 jaar of ouder is)
- LG 1 en LG 3
- ZG aud 1, ZG vis 1
Verzekerden met een laag ZZP, die op 31 december 2014 in een instelling verbleven, worden gelijkgesteld met verzekerden die een Wlz-indicatie hebben. Ook als de geldigheidsduur van de AWBZ-indicatie is verlopen, behouden deze verzekerden hun aanspraak op Wlz-zorg. Er hoeft geen herindicatie plaats te vinden. Dit geldt voor verzekerden die in een instelling zijn blijven wonen.
Verzekerden met een laag ZZP, die thuis wonen en die op 31 december 2015 zorg ontvingen in de vorm van een volledig pakket thuis (vpt), kunnen alleen kiezen voor voortzetting van zorg in deze leveringsvorm of voor verblijf in een instelling. Wijziging in een andere leveringsvorm is bij Wlz-zorg op grond van het overgangsrecht voor deze verzekerden niet mogelijk.
Verzekerden met een laag ZZP die op 31 december 2015 woonachtig waren in een kleinschalig wooninitiatief behouden hun aanspraak op Wlz-zorg zolang zij in een kleinschalig wooninitiatief blijven wonen.
Regelgeving
- artikel 11.1.2, lid 1, lid 4 en lid 8 van de Wet langdurige zorg
- artikel 11.1.1, lid 2 en 3 van de Wet langdurige zorg
- artikel 11.1.2, lid 3 en 4 van de Wet langdurige zorg
- artikel 9.2 van de Regeling langdurige zorg
Verzekerden met een ZZP B GGZ
Er is Wlz-overgangsrecht als de verzekerde:
- een ZZP B GGZ heeft,
- in een instelling verblijft of zorg inkoopt met een pgb, en
- meerderjarig is.
Meerderjarige verzekerden met een ZZP B GGZ die op 31 december 2014 voortgezet verblijf in een instelling hadden, hebben recht op voortgezet verblijf op grond van de Wlz tot uiterlijk 31 december 2017. Als verblijf na 3 jaar nog steeds medisch noodzakelijk is in verband met de geneeskundige zorg, dan wordt dit voortgezet en vergoed uit de Wlz.
Meerderjarige verzekerden met een ZZP B GGZ die op 31 december 2014 niet meer in de instelling verblijven, maar die binnen 90 dagen weer op medisch noodzakelijk verblijf in verband met de geneeskundige zorg zijn aangewezen, behouden recht op voortgezet verblijf vanuit de Wlz.
Meerderjarige verzekerden die de zorg op 31 december 2014 ontvingen in de vorm van een pgb konden voor deze leveringsvorm blijven kiezen tot 1 januari 2018.
Kijk voor meer informatie op de pagina 'Geestelijke gezondheidszorg in de Wlz' (Voortzetting van GGZ-verblijf met behandeling).
Regelgeving
Met ingang van 1 januari 2018 recht op verblijf in een Wlz-instelling (voor verzekerden met een ZZP B GGZ)
Het CIZ heeft herindicaties gedaan. Dit was nodig om vast te stellen of verzekerden met een ZZP B GGZ-indicatie recht op Wlz-zorg houden met ingang van 1 januari 2018.
Verschillende situaties zijn mogelijk:
- Als voortzetting van GGZ-verblijf met behandeling nodig is, dan krijgt de verzekerde een herindicatie hiervoor. Dit is voortzetting van voortgezet verblijf. Meer informatie staat op de pagina 'Geestelijke gezondheidszorg in de Wlz.
- Als de verzekerde om een andere reden dan zijn psychische stoornis aan de toegangscriteria van de Wlz voldoet, krijgt hij een Wlz-indicatie met een zorgprofiel uit bijlage A bij artikel 2.1 van de Regeling langdurige zorg. Een psychische stoornis op zich is geen grondslag voor een Wlz-indicatie.
- Als de verzekerde niet is aangewezen op voortzetting van voortgezet GGZ-verblijf en hij voldoet niet aan de toegangscriteria van de Wlz, dan kan hij toch in een Wlz-instelling blijven wonen. Dit is mogelijk als de verzekerde op 31 december 2014 een ZZP B GGZ-indicatie had en de verzekerde niet in een instelling die GGZ-zorg biedt, maar in een verzorgingshuis, verpleeghuis of gehandicapteninstelling woont. Het overgangsrecht is voor deze groep verzekerden aangevuld.
- Als deze verzekerde ervoor kiest om met ingang van 1 januari 2018 niet in een instelling te blijven wonen, dan kan hij – wanneer hij dit wil – weer Wlz-zorg krijgen door in een instelling te gaan wonen.
- Wlz-zorg met een GGZ B-indicatie is alleen nog mogelijk in de vorm van verblijf in een Wlz-instelling. Een pgb is niet meer mogelijk.
Met ingang van 1 januari 2021 kan een verzekerde toegang hebben tot de Wlz vanwege een psychische stoornis. Het overgangsrecht is feitelijk niet meer van toepassing.
Regelgeving
- artikel 9.14 van de Regeling langdurige zorg
- artikel 9.15 van de Regeling langdurige zorg
- artikel 9.16 van de Regeling langdurige zorg
- artikel 9.17 van de Regeling langdurige zorg
Wlz-indiceerbaren
Een groep verzekerden met een AWBZ-indicatie in functies en klassen heeft, op grond van overgangsrecht, in 2015 en 2016 zorg ontvangen op grond van de Wlz. Dit zijn de zogenaamde ‘Wlz-indiceerbaren’ en anderen, die hiermee zijn gelijkgesteld.
Als het CIZ had vastgesteld dat de verzekerde toegang heeft tot de Wlz, dan behield hij tot en met 31 december 2019 recht op de zorg in natura of het pgb, die hij op 31 december 2016 had, tenzij:
- de verzekerde koos voor zorg op basis van het geïndiceerde zorgprofiel; of
- de verzekerde koos voor verblijf in een instelling of voor vpt.
Het overgangsrecht voor Wlz-indiceerbaren is beëindigd op 31 december 2019.
Regelgeving
- artikel 11.1.6 van de Wet langdurige zorg
- Regeling Wlz-indiceerbaren
-
artikel 9.3, 9.3a en 9.3e van Regeling langdurige zorg (vervallen per 1 januari 2020)
Als het CIZ had vastgesteld dat de verzekerde geen toegang had tot de Wlz, dan viel de zorg met ingang van 1 juli 2017 onder verantwoordelijkheid van de gemeente en/of de zorgverzekeraar. Deze verzekerde behield tot 1 juli 2017 recht op de zorg in natura of het pgb, die hij op 31 december 2014 had. Herindicatie in de periode van 1 januari tot 1 juli 2017 vond plaats op basis van de AWBZ. Het indicatiebesluit had een geldigheidsduur tot uiterlijk 1 juli 2017. Zo nodig kan het zorgkantoor extra behandeling toekennen.
Regelgeving
- artikel 11.1.1, lid 6 van de Wet langdurige zorg
- artikel 9.3b en 9.3c van de Regeling langdurige zorg (vervallen per 1 januari 2018)
- artikel 9.12 van de Regeling langdurige zorg (vervallen per 1 januari 2018)
Andere bijzondere groepen
Verzekerden die op 31 december 2014 wonen in een kleinschalige woonvorm met een laag ZZP in de vorm van pgb behouden recht op Wlz-zorg zolang als de verzekerde hier blijft wonen. De geldigheidsduur van de indicatie is onbeperkt voor de verzekerde die in een dergelijke woning blijft wonen. Als de verzekerde deze woning verlaat, moet herindicatie plaatsvinden om voor Wlz-zorg in aanmerking te komen.
Regelgeving
Verzekerden, die op 31 december 2016 wonen in een ADL-woning en die aangewezen zijn op:
- minimaal 25 uren zorg per week (individuele begeleiding, persoonlijke verzorging of verpleging); of
- verpleging in verband met thuisbeademing;
konden tot en met 31 december 2020 zorg op basis van hun AWBZ-indicatiebesluit in functies en klassen behouden. Met ingang van 1 januari 2021 kunnen deze verzekerden zorg krijgen vanuit de Wlz, Zvw en/of Wmo.
Kijk voor meer informatie op de pagina 'ADL-assistentie'.
Regelgeving
- artikel 10.1.4, lid 2 van de Wet langdurige zorg
- artikel 11.1.2, lid 2 van de Wet langdurige zorg
- artikel 9.3d van de Regeling langdurige zorg
Subsidieregeling extramurale behandeling
De AWBZ-aanspraak op extramurale behandeling was niet meer als zelfstandige aanspraak opgenomen in de Wlz. Als 'overgangsmaatregel' bestond er een tijdelijke subsidieregeling extramurale behandeling.
Verzekerden met een somatische of psychogeriatrische aandoening of een lichamelijke handicap of meerderjarige verzekerden met een verstandelijke handicap die op 31 december 2014 een AWBZ-indicatie hadden voor behandeling (eventueel met vervoer), hadden zo lang deze indicatie gold recht op zorg op grond van de subsidieregeling als zij geen Wlz-zorg ontvingen.
Verzekerden die op 31 december 2014 een AWBZ-indicatie hadden in de vorm van een laag ZZP en geen Wlz-zorg kregen, konden gebruikmaken van extramurale behandeling.
Het CIZ moest een indicatie afgeven voor extramurale behandeling.
Met ingang van 1 januari 2020 is de zorg van de specialist ouderengeneeskunde en de arts verstandelijk gehandicapten ondergebracht in de Zvw. Met ingang van 1 januari 2021 is de overige geneeskundige zorg voor deze specifieke patiëntengroepen (GZSP) onderdeel geworden van de Zvw. Verzekerden die aanspraak hadden op ziekenvervoer hebben die aanspraak behouden.
Regelgeving
- artikel 11.1.5 van de Wet langdurige zorg
- artikel 3.3, lid 4 van de Regeling langdurige zorg
- artikel 1.2 Tijdelijke subsidieregeling extramurale behandeling (vervallen per 1 januari 2022)
Overgangsrecht en Wmo 2015
De gemeente is verantwoordelijk voor de zorg die is overgeheveld vanuit de AWBZ naar de Wmo 2015. Het betreft AWBZ-zorg voor meerderjarige verzekerden, die op 31 december 2014 een AWBZ-indicatie hadden in functies en klassen voor persoonlijke verzorging (tenzij het Zvw-zorg betreft), begeleiding of beschermd wonen of kortdurend verblijf. Deze zorg is voor jeugdigen overgeheveld naar de Jeugdwet. Woningaanpassing valt ook in 2017 onder de Wmo 2015. Doventolkzorg valt vanaf 2015 onder de Wmo 2015. De gemeente kan verdere informatie verstrekken.
Regelgeving
- artikel 8.1 van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015
- artikel 8.2 van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015
- artikel 8.4 van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015
Mobiliteitshulpmiddelen
Verzekerden, die een rolstoel of een aan hun beperkingen of handicap aangepaste scootmobiel of aangepaste speciale fiets in eigendom of in bruikleen hebben op 31 december 2014, behielden het recht op gebruik van dat mobiliteitshulpmiddel, totdat zij een mobiliteitshulpmiddel op grond van de Wlz krijgen. Als een verzekerde ging verblijven in een instelling, waar hij ook behandeling krijgt, kan hij aanspraak maken op een rolstoel op grond van de Wlz.
Kijk voor roerende voorzieningen en mobiliteitshulpmiddelen op de pagina 'Roerende voorzieningen' en de pagina 'Mobiliteitshulpmiddelen'.
Regelgeving
- artikel 11.1.6 van de Wet langdurige zorg
- artikel 3.1.2 van het Besluit langdurige zorg
- artikel 9.6 van de Regeling langdurige zorg
Overgangsrecht en Jeugdwet
De gemeente is verantwoordelijk voor de zorg die is overgeheveld vanuit de AWBZ naar de Jeugdwet.
Vanuit de Zvw is de geneeskundige GGZ-zorg zorg voor jeugdige verzekerden met een psychiatrische aandoening, inclusief verblijf, overgeheveld naar de Jeugdwet.
De gemeente is niet verantwoordelijk als de zorgbehoefte van de verzekerde zo zwaar is dat aanspraak bestaat op Wlz-zorg of als het zorg betreft vanuit de Zvw. De verantwoordelijke gemeente moet passende jeugdhulp organiseren. Het overgangsrecht is vergelijkbaar met het overgangsrecht van de Wmo 2015.
De gemeente is niet verantwoordelijk voor de persoonlijke verzorging voor kinderen, waarbij naast complexe somatische problematiek of lichamelijke handicap ook behoefte is aan permanent toezicht of voortdurend zorg in de nabijheid met specifieke verpleegkundige handelingen. De persoonlijke verzorging voor kinderen met deze intensieve zorgbehoefte valt met ingang van 1 januari 2015 onder de Zvw.
Regelgeving
- artikel 10.1 van de Jeugdwet
- artikel 10.2 van de Jeugdwet (vervallen met ingang van 1 januari 2022)
- artikel 3.1.5, aanhef en onder c van het Besluit langdurige zorg
Overgangsrecht en Zvw
In de Zvw is geen overgangsrecht opgenomen. Er zijn wel afspraken gemaakt met verzekeraars over het eerbiedigen van AWBZ-indicaties ten behoeve van continuïteit van zorg met ingang van 1 januari 2015. Als AWBZ-zorg met ingang van 1 januari 2015 onder de Zvw valt, hebben verzekerden recht op zorg op grond van hun polis. De verzekeraar is verantwoordelijk.
Kijk voor meer informatie over verzekerde zorg vanuit de Zvw op de pagina 'Zvw-Kompas'.
Meerderjarige verzekerden met een AWBZ-indicatie voor persoonlijke verzorging op 31 december 2014 op basis van de grondslagen somatische, psychogeriatrische aandoening of beperking of lichamelijke handicap hebben met ingang van 1 januari 2015 recht op persoonlijke verzorging vanuit de Zvw op grond van hun polis.
De ziektekostenverzekeraar is verantwoordelijk.
Het ministerie van VWS heeft toen een informatiekaart geschreven.
Verzekerden met een zintuiglijke handicap met een AWBZ-indicatie voor behandeling op 31 december 2014, hebben met ingang van 1 januari 2015 aanspraak op behandeling vanuit de Zvw op grond van hun polis.
De verzekeraar is verantwoordelijk en kan verdere informatie geven.
De AWBZ-aanspraak op verpleging valt met ingang van 1 januari 2015 onder de aanspraak op wijkverpleging vanuit de Zvw.
Kijk voor meer informatie op de pagina 'Wijkverpleging (Zvw)'.
De verpleging en verzorging voor kinderen, waarbij naast complexe somatische problematiek of lichamelijke handicap ook behoefte is aan permanent toezicht of voortdurend zorg in de nabijheid met specifieke verpleegkundige handelingen valt met ingang van 1 januari 2015 onder de Zvw. De gemeente is niet verantwoordelijk vanuit de Jeugdwet voor de persoonlijke verzorging voor kinderen, bij wie sprake is van deze intensieve zorgbehoefte.
Kijk voor actuele informatie over kindzorg op de pagina 'Kindzorg (0-18 jaar)’.