Overbruggingszorg en andere transitieperioden (Wlz)

De term overbruggingszorg slaat van oudsher op de situatie dat een verzekerde een indicatie voor verblijf heeft, en die ook wil verzilveren, maar er geen passend zorgaanbod beschikbaar is. De term overbruggingszorg wordt inmiddels ook gebruikt voor andere transitieperioden tussen de aanvraag van een indicatie en de levering van passende zorg. Dat is verwarrend. Hieronder beschrijven we de verschillende perioden die verzekerden kunnen doorlopen. We geven daarbij ook zoveel mogelijk aan op welke zorg de verzekerde tijdens die periode is aangewezen, en de aandachtspunten die we daarbij zien.

Beslistijd Centrum Indicatiestelling zorg (CIZ)

Als een verzekerde een indicatie aanvraagt voor Wlz-zorg, heeft hij daar niet meteen aanspraak op. Dat is pas het geval als het Centrum Indicatiestelling zorg (CIZ) een positief besluit heeft genomen. Tot dan is de verzekerde aangewezen op de Zorgverzekeringswet (Zvw) en de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo).
Bij spoed, bijvoorbeeld als een verzekerde wegens bijzondere omstandigheden al zorg ontvangt, indiceert het CIZ binnen 2 weken. Als de indicatie wordt afgegeven voor de zorg die al wordt ontvangen, dan geldt het indicatiebesluit met terugwerkende kracht.

Dit staat beschreven in artikel 3.2.4, lid 2 van het Besluit langdurige zorg.

Transitietijd naar Wlz

Als het CIZ een indicatiebesluit heeft genomen, is er enige tijd nodig om de Wlz-zorg in te regelen. Als de verzekerde al zorg ontving vanuit de Zvw of de Wmo, is dat niet meteen omgezet in Wlz-zorg. Daarom hebben partijen afgesproken dat de bestaande zorg nog 5 dagen wordt voortgezet.

Beslistijd zorgkantoor

De Wlz-zorg kan op verschillende manieren worden geleverd: in een instelling, of in de vorm van een volledig pakket thuis (vpt), een modulair pakket thuis (mpt) of een persoonsgebonden budget (pgb): dit zijn de zogeheten leveringsvormen. Het zorgkantoor moet met de verzekerde overleggen welke leveringsvorm het best past bij de verzekerde, en of dat doelmatig en verantwoord te leveren is. Dat duurt even, zeker als de verzekerde tegen een geweigerde leveringsvorm in bezwaar en beroep gaat.

Het zorgkantoor moet gedurende de beslistijd een passend zorgpakket bieden. Meestal zal de bestaande zorg nog even voldoende zijn, maar zonodig moet het zorgkantoor tijdelijk een andere passende oplossing aanbieden.

Lees meer over leveringsvormen op de pagina 'Leveringsvormen (instelling, vpt, mpt en pgb)'.

Transitietijd leveringsvorm

Als eenmaal is besloten welke leveringsvorm zal worden geleverd, duurt het nog even voordat dat ook is geregeld. Het zorgkantoor heeft een zorgplicht. Het ligt voor de hand de zorg die in de beslistijd van het zorgkantoor werd geboden, nog even voort te zetten.

Overbruggingszorg

Als de leveringsvorm is vastgesteld, moet het zorgkantoor die zorg leveren. Als die zorg niet geleverd kan worden omdat er geen aanbod beschikbaar is (wachtlijst, personeelstekort), dan moet het zorgkantoor een passende en verantwoorde overbrugging bieden. Dit heeft niet alleen betrekking op de overbruggingsperiode naar verblijf, maar ook op de overbruggingsperiode naar andere leveringsvormen. Het zorgkantoor overlegt met de verzekerde wat een passende overbrugging is. Dat kan bijvoorbeeld een tijdelijk verblijf zijn in een andere instelling dan die waarvoor de verzekerde kiest, of tijdelijk zorg thuis die op een andere manier wordt geboden dan die is beoogd. Voor elke vorm van zorg (in een instelling of thuis) en ook voor de overbruggingszorg geldt dat de zorg altijd verantwoord moet zijn. Indien uitstel van opname in een instelling onmogelijk is, zal een spoedopname moeten plaatsvinden.

In juni 2016 is de overbruggingszorg nader vastgelegd in de Wlz voor wat betreft verzekerden die willen verblijven, maar waar bij het verblijf tijdelijk niet geboden kan worden:

Dit is verder uitgewerkt in de Regeling langdurige zorg:

Het zorgkantoor heeft een zorgplicht. Dit houdt voor instellingszorg in dat het zorgkantoor zoveel verblijfzorg contracteert dat een ieder binnen redelijke termijn en op redelijke afstand van waar hij woont, in een instelling kan gaan verblijven die passende zorg biedt. Daarbij houdt het zorgkantoor zoveel als mogelijk rekening met de wensen van verzekerden. Als opname in een instelling nog niet mogelijk is, moet het zorgkantoor komen met een alternatief. De mogelijke alternatieven zijn nader uitgewerkt in de regelgeving:

  • Overbruggingszorg bij SGLVG-zorg
    Als een cliënt een indicatie heeft voor één van de ‘licht verstandelijk gehandicapten’ (LVG) zorgprofielen, en er is niet tijdig een geschikte behandelplek beschikbaar, dan kan hij of zij gedurende 13 weken overbruggingszorg krijgen in de vorm van een volledig pakket thuis, een modulair pakket thuis of verblijf in een instelling die geen (SG)LVG behandeling biedt. Voorwaarde is dat de cliënt op de wachtlijst van een (SG)LVG-instelling staat. Verlenging is mogelijk, als er zicht op is dat de passende behandeling binnen afzienbare termijn kan worden geboden.
    Dit staat beschreven in artikel 2.5, lid 2 van de Regeling langdurige zorg.
  • Modulair pakket thuis (mpt) en volledig pakket thuis (vpt) als overbruggingszorg
    Als de verzekerde wil verblijven, maar die zorg tijdelijk niet geboden kan worden, kan de verzekerde er voor kiezen zijn zorg geleverd te krijgen met een mpt/vpt voor maximaal 13 weken, mits de zorg verantwoord geleverd kan worden. De doelmatigheidseis is bij overbruggingszorg niet van toepassing, dat wil zeggen dat de zorg duurder mag zijn dan de kosten in een instelling.
    Het doel van de 13-weken termijn is niet om de rechten van verzekerden te beperken maar om een norm te stellen aan de zorgkantoren. De termijn kan in overleg met de verzekerde worden verlengd als er binnen afzienbare termijn zicht is op een plaats in een instelling van voorkeur van de cliënt. Er is geen periode bepaald voor de verlenging, wel dat de zorg verantwoord geleverd moet worden. 
    Dit staat beschreven in artikel artikel 5.3 van de Regeling langdurige zorg.
     
  • Een persoonsgebonden budget (pgb) als overbruggingszorg
    Alleen verzekerden die voordat zij een indicatie voor Wlz-zorg ontvingen een pgb ontvingen op grond van de Wmo, Jeugdwet of Zvw, kunnen er voor kiezen hun overbruggingszorg voor maximaal 13 weken geleverd te krijgen door een pgb, mits de zorg verantwoord geleverd kan worden. Ook hier is de doelmatigheidseis niet van toepassing, verder hoeft verzekerde ook geen budgetplan voor te leggen. Net als bij bij mpt en vpt kan de overbruggingszorg in overleg met de verzekerde worden verlengd.
    Dit staat beschreven in artikel 5.7a van de Regeling langdurige zorg.
     
  • Overbruggingszorg thuis na overdracht vanuit ander domein
    Partijen kunnen -in het belang van de verzekerde- tot afspraken komen over het voortzetten van zorg vanuit de Wmo, Jeugdwet of Zvw, gedurende de overbruggingsperiode (maximaal 13 weken), mits de zorg noodzakelijk is en verantwoord. De zorg komt ten last van de Wlz.
    Dit staat beschreven in artikel 3.3.6a van de Wet langdurige zorg.